nummer: 11/2217/GA
betreft: [klager] datum: 24 januari 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...],
gericht tegen een uitspraak van 1 juli 2011 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 december 2011, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager, [...] en [...], respectievelijk directeur en juridisch medewerker bij de p.i. Krimpen aan den IJssel.
Klagers raadsvrouw mr. M.G.J. Plat heeft meegedeeld dat zij niet ter zitting zal verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft a. een ordemaatregel van vier dagen afzondering in een afzonderingscel met cameratoezicht, b. de schending van klagers privacy en c. en het niet aanzeggen van het verslag met betrekking tot a.
De beklagcommissie heeft het beklag vermeld onder a. ongegrond verklaard en het beklag vermeld onder b. en c. gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 13,50 toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a:
De beklagcommissie heeft geen oordeel gegeven over het cameratoezicht. Het is vreemd dat, als cameratoezicht van belang zou zijn, klager iedere dag een uur kon luchten zonder cameratoezicht. In de schriftelijke mededeling wordt niet vermeld dat er
cameratoezicht zou plaatsvinden.
Er is geen contrabande aangetroffen. Zijn moeder werkt bij Jeugdzorg. Klager heeft tijdens zijn verblijf in de afzonderingscel geen arts gezien.
b en c:
Klager gaat niet akkoord met een tegemoetkoming van € 13,50. De inrichting mag er niet zo gemakkelijk vanaf komen. Er zijn grote fouten gemaakt door het afdelingshoofd. Klagers privacy is geschonden.
De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.
a:
Op de camerabeelden was duidelijk te zien dat er iets aan klager werd overgegeven. Mogelijk had hij iets ingeslikt. Om veiligheidsredenen is hem de ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel met cameratoezicht opgelegd. Het cameratoezicht is
niet vermeld in de schriftelijke mededeling, maar wordt standaard toegepast. Als een dergelijke maatregel wordt opgelegd, wordt de gedetineerde dagelijks door de psycholoog gezien. Dit is ook hier gebeurd. De psycholoog is dagelijks in de inrichting en
ziet alle gedetineerden die een dergelijke maatregel is opgelegd. Cameratoezicht wordt toegepast als het personeel zich niet op de afdeling bevindt. Als het personeel aanwezig is, is cameratoezicht niet nodig. In verband met de veiligheid wordt
cameratoezicht toegepast. Het personeel is niet 24 uur per dag op de afzonderingsafdeling aanwezig.
b en c:
De hoogte van de toegekende tegemoetkoming is juist.
3. De beoordeling
Met betrekking tot a:
Op grond van artikel 24 van de Pbw kan de directeur een gedetineerde in afzondering plaatsen op grond van (onder meer) de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk
is. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat na het zien van camerabeelden, waarop mogelijkerwijs iets aan klager werd doorgegeven, sprake was van verdenking dat klager contrabande via het lichaam wilde invoeren. Die (mogelijke)
invoer van contrabande levert de gronden op voor oplegging van de afzonderingsmaatregel zoals hiervoor vermeld en de oplegging van die ordemaatregel was, bij afweging van alle betrokken belangen, niet onredelijk of onbillijk. In zoverre is het beroep
van klager ongegrond en wordt de beslissing van de beklagcommissie bevestigd.
Ten aanzien van de toepassing van cameratoezicht overweegt de beroepscommissie dat het cameratoezicht niet is vermeld op de schriftelijke mededeling en dat voorts niet is vast komen staan dat vóór de toepassing van het cameratoezicht de directeur eerst
advies heeft ingewonnen bij de inrichtingsarts. Ook is niet gebleken dat dit advies van de inrichtingsarts niet kon worden afgewacht. Derhalve is niet voldaan aan de eisen zoals gesteld in artikel 24a, tweede lid, van de Pbw in samenhang met artikel
58,
eerste lid, van de Pbw. Uit de mededeling van de directeur ter zitting kan voorts worden opgemaakt dat de toepassing van cameratoezicht op de afzonderingsafdeling standaard plaatsvindt als het personeel zich niet op de afdeling bevindt, hetgeen niet
strookt met de wettelijke eisen die aan het cameratoezicht worden gesteld.
De beklagcommissie heeft met betrekking tot de toepassing van cameratoezicht geen oordeel gegeven. Uit proceseconomische overwegingen zal de beroepscommissie zelf op dit onderdeel van het beklag beslissen. Zij zal gelet op het bovenstaande het beklag
op
dit punt alsnog gegrond verklaren en aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 40,=.
Met betrekking tot b en c:
De beroepscommissie acht de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming juist en zal ter zake het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot a, de afzonderings-maatregel, b en c ongegrond en bevestigt op deze punten de uitspraak van de beklagcommissie.
Met betrekking tot a, het cameratoezicht, verklaart de beroepscommissie het beklag gegrond en kent zij klager een tegemoetkoming toe van € 40,=
.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, prof. dr. W.J. Schudel en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 januari 2012
secretaris voorzitter