Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2702/GA, 23 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2702/GA

betreft: [klager] datum: 23 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 augustus 2011 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van het PPC 1 van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De wijkagent die het advies geschreven heeft, rapporteert dat hij van een van de verhorende rechercheurs heeft vernomen dat klager nogal rancuneus was tijdens de verhoren en dat die rechercheur ‘het niet uitsluit’ dat klager het slachtoffer tijdens
verlof gaat opzoeken. Klager herkent zich niet in die opmerking. Aan de inschatting gemaakt door de Reclassering Nederland dient meer waarde te worden gehecht dan aan een gedateerde inschatting door een verhorend rechercheur.
Het advies van de advocaat-generaal dateert van maart 2011. Hoewel door de directeur uitdrukkelijk is gevraagd wordt geen schriftelijke motivatie gegeven op de aangekruiste gronden voor weigering. Het aangevoerde argument van ongewenste confrontatie
met het slachtoffer kan, indien al aanwezig, ondervangen worden door het stellen van voorwaarden bij een verlofverlening. Klager heeft zich bereid verklaard voorwaarden na te komen.
Niet ontkend kan worden dat klager in een vorige inrichting van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught tegen een behoorlijk aantal disciplinaire straffen is aangelopen. Vanaf augustus 2010 verblijft hij op een nieuwe afdeling van de p.i. Vught en
het aantal disciplinaire straffen is sedertdien zeer beperkt.
De directeur heeft aangegeven dat, gezien de betrekkelijk korte duur van klagers verblijf in het PPC, nog geen goed beeld over zijn functioneren bestaat. Dit is echter geen weigeringsgrond als genoemd in de Regeling tijdelijke verlaten van de
inrichting. Klager verblijft al geruime tijd in de p.i. Vught en rapportages over zijn functioneren kunnen eenvoudig uitgewisseld worden.
In een recent selectieadvies, opgemaakt door een medewerker van de BSD staat vermeld dat de officier van justitie geen bezwaar tegen verlofverlening heeft.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beslissing om klagers verlofaanvraag af te wijzen is volgens de directeur van het PPC, unit 3, van de p.i. Vught gebaseerd op de negatieve adviezen van de advocaat-generaal en de politie. In het negatieve advies van de advocaat-generaal wordt echter
niet aangegeven waaruit het gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten en het risico voor maatschappelijke onrust bestaat. Het aangevoerde argument van ongewenste confrontatie met het slachtoffer kan
ondervangen worden door het stellen van voorwaarden bij een verlofverlening.
Door de directeur is gesteld dat klager een behoorlijk aantal malen disciplinair is gestraft in de vorige inrichting, unit 6, van de p.i. Vught. Hij verblijft pas sinds kort in het PPC. Volgens de directeur gaat het om 16 rapporten in een tijdsbestek
van 15 maanden.
De directeur heeft de rapportages van unit 3, noch andere stukken, waaruit het recidiverisico zou blijken, overgelegd. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de afwijzende beslissing van de directeur onvoldoende is onderbouwd.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th. E.M. Wijte, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 23 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven