Nummer: 12/46/GB
Betreft: [klager] datum: 16 januari 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 4 januari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 19 januari 2012 te melden in de locatie Westlinge te Heerhugowaard ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is op 16 oktober 2009 veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (in dit geval twee dagen). Voornoemde uitspraak is op 12 juli 2011 onherroepelijk
geworden. Op 22 december 2011 is klager opgeroepen zich op 19 januari 2012 te melden in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft op 19 augustus 2011 een gratieverzoek ingediend. Op 26 oktober 2011 heeft klager een verzoek tot aanvulling ontvangen. Klager heeft zijn verzoek opnieuw ingezonden op 16 november 2011. Op klagers verzoek is nog niet beslist. Klager meent
dat, gelet op hetgeen op de website van de Rijksoverheid staat, aangenomen mag worden dat een gratieverzoek opschortende werking heeft. Het ten uitvoer leggen van de vrijheidsstraf heeft een onomkeerbaar gevolg. De tijd die een veroordeelde reeds in
detentie heeft doorgebracht kan niet worden teruggegeven. Indien de tenuitvoerlegging is aangevangen, kan deze niet meer worden uitgesteld. De selectiefunctionaris wenst de capaciteit binnen het gevangeniswezen zo efficiënt mogelijk te benutten. De
selectiefunctionaris was bekend met het door klager ingediende gratieverzoek en derhalve had de selectiefunctionaris een andere veroordeelde kunnen selecteren voor de ‘open plaats’. De selectiefunctionaris stelt dat niet is gebleken dat het door klager
ingediende gratieverzoek de tenuitvoerlegging van de detentie opschort. Klager meent echter dat niet gebleken is dat de tenuitvoerlegging niet kan worden opgeschort en dat, gelet op hetgeen op de website van de Rijksoverheid staat, aangenomen mag
worden
dat een gratieverzoek in principe opschortende werking heeft.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is reeds geruime tijd bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde vrijheidsstraf. Klager verzoekt om uitstel van de tenuitvoerlegging van zijn detentie in afwachting van de beslissing op het gratieverzoek. Het door
klager ingediend gratieverzoek vormt geen grond voor uitstel. Het CJIB heeft de selectiefunctionaris verzocht klager op te roepen voor het ondergaan van zijn detentie. De selectiefunctionaris heeft geen bericht ontvangen waaruit blijkt dat het
gratieverzoek de tenuitvoerlegging van de detentie zou opschorten. Klager heeft evenmin een brief van de Dienst Justis overgelegd waaruit blijkt dat het gratieverzoek de tenuitvoerlegging van de detentie opschort. De selectiefunctionaris verwijst naar
de aan klager gezonden brief d.d. 26 oktober 2011 waarin is aangegeven dat pas na ontvangst van het ingevulde gratieformulier en de daarbij behorende bewijsstukken kan worden gesproken van een behandelbaar gratieverzoek en kan worden bepaald of het
gratieverzoek opschortende of schorsende werking toekomt. Klager is dus bekend, c.q. had bekend kunnen zijn met dit gegeven.
4. De beoordeling
4.1. De b.b.i. van de locatie Westlinge is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een beperkt beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Daarbij overweegt de beroepscommissie
allereerst
dat het door klager ingediende gratieverzoek, gelet op het bepaalde in artikel 558a, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafvordering en het gegeven dat klager tot een onherroepelijke gevangenisstraf van acht maanden is veroordeeld, geen
opschortende werking heeft. De beroepscommissie heeft hierbij verder in aanmerking genomen dat de bevoegdheid tot het desondanks opschorten van de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf in afwachting van de beslissing op een gratieverzoek bij de
Minister van Veiligheid en Justitie ligt. Klager zal, voor zover hij dat nog niet heeft gedaan, een daartoe strekkend verzoek moeten indienen bij de Minister. Door klager zijn overigens geen bijzondere feiten of omstandigheden aangevoerd die er toe
zouden moeten leiden dat zijn verzoek om uitstel door de selectiefunctionaris toegewezen had moeten worden. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W.
Bartelds, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 16 januari 2012
secretaris voorzitter