nummer: 01/1231/GA
betreft: [klager] datum: 8 april 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 29 mei 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 16 mei 2001 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Utrecht, locatie Nieuwegein te Nieuwegein,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 25 maart 2002, gehouden in de locatie Zoetermeer te Zoetermeer zijn klager noch de directeur verschenen. Klager heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk medegedeeld af te zien van zijnrecht om door de
beroepscommissie te worden gehoord.
De behandeling van het beroep is op 21 januari 2002 aangehouden om klager alsnog in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Ter zitting van de beroepscommissie van 21 januari 2002 is de heer [...], plaatsvervangendlocatiedirecteur van de locatie
Nieuwegein, gehoord. Van dat horen is verslag opgemaakt en een afschrift van dat verslag is ter kennisneming aan klager en de directeur gezonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van goederen bij gelegenheid van klagers overplaatsing naar de locatie Nieuwegein.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
De plaatsvervangend locatiedirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt –zakelijk weergegeven- toegelicht.
De goederen van gedetineerden die in de inrichting worden geplaatst, worden door de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) aangeleverd. Als de DV&O aankomt met goederen, tekent de inrichting (de badafdeling) voor ontvangst van hetaantal dozen. Er zijn
geen lijsten met de inhoud van die dozen. Daarna komt de gedetineerde naar de badafdeling om zijn spullen uit te pakken. Hem wordt daarbij verteld wat hij wel en niet mee mag nemen naar de afdeling. De handtekening voor ontvangst,die op de vrachtbrief
staat, is van klager.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat als uitgangspunt bij vervoer van goederen van een gedetineerde geldt dat de verzendende inrichting aansprakelijk is voor de vracht (circulaire vrachtvervoer, 20 december 1996, kenmerk586080/96/DJI). Na het ‘tekenen
voor ontvangst’ door de ontvangende inrichting, gaat de verantwoordelijkheid voor de goederen over op deze inrichting. Klachten dienen dan ook, afhankelijk van de vraag of er is getekend voor ontvangst, te worden gericht aan deverzendende dan wel de
ontvangende inrichting (circulaire regeling afhandeling schadegevallen, 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJI). Indien er sprake is van vermissing van goederen bij gelegenheid van het vervoer van die goederen, zal dedesbetreffende inrichting de
ontstane schade (al dan niet in onderling overleg met de DV&O) moeten regelen. De inrichting vergoedt in dergelijke gevallen de schade aan de klager en kan dit bedrag vervolgens van de DV&O terugvorderen (zie ook beroepscommissie 23februari 2000, A
99/492/GA). De beroepscommissie overweegt dat in casu niet is weersproken dat klagers goederen zijn vervoerd vanuit de locatie De IJssel naar de locatie Nieuwegein en dat klager daarna heeft aangegeven goederen te vermissen en(daardoor) schade te
hebben geleden. Nu er door (een medewerker van) de locatie Nieuwegein is getekend voor ontvangst van klagers goederen, had klager – gelet op het bepaalde in bovengenoemde circulaires – moeten worden ontvangen in zijn beklag. Debeslissing van de
beklagrechter kan daarom niet in stand blijven. De beroepscommissie zal klager derhalve alsnog ontvangen in zijn beklag en het beklag inhoudelijk beoordelen.
Zoals hiervoor overwogen is door tekening voor ontvangst door een medewerker van de inrichting de verantwoordelijkheid voor schade aan klagers goederen overgegaan op de directeur van de locatie Nieuwegein. In beginsel komt deverantwoordelijkheid van de
directeur voor schade ontstaan tijdens het vervoer van klagers goederen te vervallen op het moment van akkoordverklaring met de ontvangst van de goederen door de gedetineerde. Dat is slechts anders indien de gedetineerde daarbijniet in de gelegenheid
wordt gesteld zijn goederen te controleren, alvorens voor ontvangst te tekenen. De beroepscommissie acht in dit geval voldoende aannemelijk dat klager zijn goederen heeft kunnen controleren voordat hij voor ontvangst tekende. Daaromzal het beklag
alsnog ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de alleensprekende beklagrechter en verklaart het beklag ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en J.L. Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 april 2002.
secretaris voorzitter