Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2285/GA, 19 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2285/GA

betreft: [klager] datum: 19 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen,

gericht tegen een uitspraak van 13 juli 2011 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 november 2011, gehouden in de locatie Arnhem-Zuid, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Oude Breuil. De directeur van de p.i. Hoogeveen heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting
aanwezig
te zijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verlofaanvraag.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunten, als volgt toegelicht. Uit het feit dat klager in beroep is gegaan tegen de oplegde ISD-maatregel, blijkt dat hij het niet eens is met het uitvoeren van die maatregel
en dus geenszins genegen is daaraan mee te werken. Dit zal in de eerste periode van zes maanden moeten blijken. Klager weigert mee te werken aan een extramurale plaatsing in de voor hem geïndiceerde instelling. Klager functioneerde naar behoren in de
inrichting ten tijde van het besluit, maar dit vormde onvoldoende aanleiding om aan de andere informatie voorbij te gaan en zijn gedrag in de inrichting doorslaggevend te laten zijn.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het door de directeur gehanteerde uitgangspunt dat een gedetineerde aan wie de ISD-maatregel is opgelegd de eerste zes maanden niet in aanmerking komt
voor verlof is in strijd met de wet, want het is nergens op gebaseerd. Klager verzet zich tegen allerlei buitenwettelijke regelingen. Klager voert aan dat er gedetineerden zijn die al eerder dan de zes maanden verlof hebben gehad.

3. De beoordeling
Op grond van art. 20c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan de directeur aan een gedetineerde ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van de intramurale fase van de ISD-maatregel plaatsvindt, verlof toekennen. Voormelde bepaling
bevat niet de restrictie dat verlof eerst mogelijk is nadat de tenuitvoerlegging van de intramurale fase zes maanden heeft geduurd. Voor zover deze regeling is gestoeld op staand beleid, stelt de beroepscommissie vast dat deze beleidslijn niet nader
door de directeur is onderbouwd en gelet op het bepaalde van art. 20c van voormelde regeling niet zover kan strekken dat eerdere verlofverlening onder alle omstandigheden is uitgesloten. Niet de termijn van zes maanden, maar de omstandigheid dat de
intramurale fase van de ISD-maatregel aanvangt, is immers bepalend. Mitsdien zal het beroep van de directeur ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 19 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven