nummer: 11/2196/GA
betreft: [klager] datum: 29 december 2011
De beroepscommissie als bedoeld in art. 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 7 juli 2011 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 november 2011, gehouden in de locatie Noordsingel te Rotterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.R. Weening, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde p.i. en [...],
juridisch medewerkster bij voormelde p.i.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel wegens het overschrijden van het toegestane aantal kledingstukken op cel.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht
Klager was er niet van op de hoogte dat hij niet meer dan 15 stuks kleding op zijn cel mocht hebben. Hij beschikt niet over de huisregels. Op enig moment werd geconstateerd dat hij meer dan het toegestane aantal kledingstukken op cel had. Klager is
daarbij beschuldigd van diefstal van kleding. Deze kleding is van zijn cel gehaald en vernietigd. Tevens is klager bestraft voor het feit dat hij te veel kleding op cel zou hebben. Twee andere gedetineerden hebben ook meer dan het schijnbaar toegestane
aantal kledingstukken, maar zij worden hiervoor niet bestraft.
Klager wordt als dief aangemerkt, maar hij had de kleding gekregen van familie, van personeelsleden en van medegedetineerden. Klager mist nog een trui, een t-shirt, een broek en ondergoed. Klager wil hiervoor een tegemoetkoming ontvangen.
Namens de directeur is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Gedetineerden worden er regelmatig op gewezen wat zij op cel mogen hebben. Indien geconstateerd wordt dat er te veel goederen op cel zijn wordt in aanwezigheid van en in overeenstemming met de gedetineerde bepaald wat weg gehaald wordt. Niet
aannemelijk
is dat dat in dit geval op een andere wijze zou zijn gegaan. Er wordt voorafgaande aan de controle geen waarschuwing gegeven. Al hetgeen te veel is wordt uitgevoerd. Bij zijn overplaatsing heeft klager twee dozen mee genomen en later is er nog een
nagezonden. Er is geen verslag van de celinspectie opgemaakt.
3. De beoordeling
Vooropgesteld moet worden dat de gedetineerde zelf de verantwoordelijkheid draagt voor zijn eigendommen. Zo ook is hij ervoor verantwoordelijk niet meer dan het toegestane aantal goederen op zijn cel te hebben. Aannemelijk is geworden dat klager te
veel
kleding op cel had, maar zich daarvan niet bewust was. Niet is gebleken dat klager op enig moment gewaarschuwd is dat het te veel aan kleding bij een eventuele controle zou worden weggehaald. Daarbij komt dat de cel buiten zijn tegenwoordigheid (deels)
is ontruimd. Van deze ontruiming is niet volgens de regels een ontruimingsverslag opgemaakt. Gelet daarop kan niet worden vastgesteld wat er te veel op klagers cel zou zijn geweest en wat er is weggehaald. Dat klager nu stelt bepaalde goederen te
missen
dient daarmee voor rekening van de directeur te komen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 150,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 29 december 2011
secretaris voorzitter