Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2723/TR, 12 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2723/TR

betreft: [klager] datum: 12 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.J. Huizenga, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van 18 augustus 2011 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. S.J. Huizenga om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft bij brief van 18 augustus 2011 medegedeeld dat klagers verzoek om hem met toepassing van de Fokkensregeling vervroegd te plaatsen in een tbs-inrichting wordt afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 30 augustus 2007 van de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 jaren met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd.
Bij brief van 15 oktober 2007 heeft de Staatssecretaris klager meegedeeld dat bovengenoemde rechterlijke uitspraak op 18 september 2007 onherroepelijk is geworden en dat hij vanaf 30 november 2014 zal worden aangemerkt als tbs-passant.
Bij brief van 26 juli 2011 heeft klager verzocht om hem met toepassing van de Fokkensregeling vervroegd te plaatsen in een tbs-inrichting. Dit verzoek is bij beslissing van 18 augustus 2011 door de Staatssecretaris afgewezen.
Klager verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De rechtbank Amsterdam heeft in het vonnis van 30 augustus 2007 overwogen dat geen termen aanwezig zijn om klagers tbs op een ander tijdstip dan genoemd in artikel 42, eerste lid, (oud) Penitentiaire maatregel (Pm) te laten aanvangen, gezien de te
verwachten lange duur van de tbs-behandeling. Daarbij heeft zij rekening gehouden met het belang van de samenleving enerzijds en klagers belang anderzijds.
Aan dit vonnis dient uitvoering te worden gegeven ondanks de intrekking van de Fokkensregeling met ingang van 4 augustus 2010. Op 20 oktober 2010 heeft de beroepscommissie in soortgelijke zaken als die van klager geoordeeld dat op grond van vóór de op
4
augustus 2010 geldende wettelijke regeling aanspraak bestond op vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting. Ook klager heeft rechtens aanspraak daarop, nu het vonnis van de rechtbank dateert van 30 augustus 2007 en daarin expliciet is geadviseerd
klager
na eenderde tenuitvoerlegging van zijn gevangenisstraf te plaatsen in een tbs-inrichting.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De Fokkensregeling is afgeschaft bij op 4 augustus 2010 in werking getreden besluit van 24 juli 2010. Klager zou volgens de oude Fokkensregeling vanaf 1 december 2010 in aanmerking kunnen komen voor vervroegde plaatsing. Deze datum ligt na de
inwerkingtreding van het besluit van 24 juli 2010. De overgangsregeling is daarom niet op klager van toepassing. Klager komt dan ook niet in aanmerking voor plaatsing conform de oude Fokkensregeling. Verwezen wordt naar uitspraak 10/2191/TR, waarin is
bepaald dat betrokkene geen aanspraak op vervroegde plaatsing kan maken omdat voor 4 augustus 2010 nog geen eenderde van de opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer was gelegd.
Er is geen sprake van een rechterlijk advies als bedoeld in artikel 42, tweede lid, onder c, Pm. Aan het feit dat de rechtbank op 30 augustus 2007 geen reden zag af te wijken van de toen geldende Fokkensregeling kan niet de conclusie worden verbonden
dat vervroegde plaatsing bij afschaffing van de Fokkensregeling geïndiceerd zou zijn.
Ook overigens zijn geen redenen voor vervroegde plaatsing van klager aanwezig.
De bestreden beslissing van 18 augustus 2011 is in het licht van het vorenstaande gerechtvaardigd.

4. De beoordeling
Bij beslissing van 18 augustus 2011 heeft de Staatssecretaris ten aanzien van klager bepaald dat geen uitvoering wordt gegeven aan de in het artikel 42 (oud) Pm neergelegde Fokkensregeling. Deze regeling hield in dat een tot gevangenisstraf
veroordeelde
aan wie tevens de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging van overheidswege was opgelegd (een zogeheten combinatievonnis) en wiens vrijheidsstraf voor éénderde ten uitvoer was gelegd, in beginsel werd geplaatst in een justitiële
inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden. De Fokkensregeling is bij Besluit van 24 juli 2010 afgeschaft. Dit besluit is op 3 augustus 2010 gepubliceerd in Staatsblad 2010, 312 en op 4 augustus 2010 in werking getreden. Sindsdien komen
veroordeelden met een combinatievonnis pas in aanmerking voor plaatsing in een tbs-inrichting indien het ten uitvoer te leggen gedeelte van de gevangenisstraf (in de regel tweederde) is ondergaan. Artikel III van het Besluit bepaalt dat het Besluit
geen
gevolgen heeft voor veroordeelden die op het tijdstip waarop het in werking treedt, reeds zijn geplaatst nadat eenderde van de opgelegde vrijheidsstraf ten uitvoer is gelegd.

Klager is bij vonnis van 30 augustus 2007 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren en tbs met verpleging van overheidswege. Dit vonnis is op 18 september 2007 onherroepelijk geworden. Klager had op 1 december 2010 éénderde van de hem
opgelegde gevangenisstraf uitgezeten, welke datum is gelegen ná de inwerkingtreding van voornoemd wijzigingsbesluit.
De beroepscommissie heeft onder meer in haar uitspraken van 14 februari 2011 (10/2191/TR) en 23 augustus 2011 (11/36/TR) bepaald, dat geen aanspraak kan worden gemaakt op een vervroegde plaatsing als bedoeld in de Fokkensregeling indien vóór 4 augustus
2010 nog geen éénderde van de gevangenisstraf ten uitvoer was gelegd.

Gelet op het voorgaande komt klager niet in aanmerking voor vervroegde plaatsing. Aan de omstandigheid dat het door de rechtbank gewezen vonnis dateert van vóór de afschaffing van de Fokkensregeling kan klager niet het recht op een dergelijke plaatsing
ontlenen, ook niet onder het huidige artikel 42, tweede lid, onder c, Pm.

Het voorgaande brengt mee dat het beroep ongegrond zal worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven