Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2431/GM, 10 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:10-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2431/GM

betreft: [klager] datum: 10 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 18 juli 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 september 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is klager gehoord.
Als gevolg van klagers raadsvrouw, mr. [...], niet aan te rekenen omstandigheden, heeft zij klager niet ter zitting kunnen bijstaan.
Besloten is dat van het verhandelde ter zitting een zakelijk verslag wordt opgemaakt, welk verslag aan klager en zijn raadsvrouw wordt toegezonden. Klagers raadsvrouw wordt in de gelegenheid gesteld hier binnen veertien dagen op te reageren. Op 24
oktober 2011 is de reactie ontvangen.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zuyder Bos heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft niet op de nadere reactie gereageerd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 14 januari 2011, betreft het feit dat klager zich door de medische dienst niet serieus genomen voelt hetgeen met name veroorzaakt wordt door de wijze waarop omgegaan
wordt met een abces van klager.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
Klager heeft een abces in zijn gezicht. Hier is bij een eerder bezoek aan de medische dienst in gesneden. Dat was erg pijnlijk. Klager heeft vaak last van abcessen en op meerdere plaatsen op zijn lichaam. Er wordt niets aan gedaan. Het abces wordt dan
als maar groter, zonder dat er iets gebeurt. Wel is hem nu een antibioticakuur voorgeschreven voor de duur van 30 dagen. Klager wil deze medicatie niet gedurende zo’n lange periode innemen. Daar gaat hij aan kapot. Bovendien heeft hij geen vertrouwen
in
de werking ervan.
Klager heeft het gevoel dat hij door de medische dienst wordt afgescheept. Hij is het niet eens met de wijze waarop hij behandeld en benaderd wordt. De verpleegkundigen sturen hem niet door naar de arts.

Namens klager is hieraan het volgende toegevoegd. Klager geeft aan dat er geen enkel gesprek met hem is gevoerd naar aanleiding van zijn verzoek om bemiddeling. Hij heeft tijdens zijn detentie enkele malen een abces gehad. Hiervoor is hij ter
behandeling ervan telkens naar de medische dienst of de inrichtingsarts geweest. De behandeling van de abcessen heeft echter niet goed plaatsgevonden. Na de behandeling was het abces steeds niet weg, het werd zelfs pijnlijker. Zo ook op 14 januari
2011.
Klager werd niet adequaat behandeld aan zijn abces. Zonder enig onderzoek aan het abces is hem antibiotica voorgeschreven voor de duur van een maand. Klager is dan ook van mening dat niet is gehandeld conform de op de inrichtingsarts en medische dienst
rustende zorgplicht. Klager had verwezen moeten worden naar een gespecialiseerd arts.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Hij geeft in beroep aan dat de klacht niet duidelijk is. Tegenover de medisch adviseur is aangegeven dat hij de medische status van klager nog eens heeft bekeken, maar daar weinig uitingen van
ongenoegen in kan vinden. Ook de ingestelde behandelingen zijn volgens het geldende protocol uitgevoerd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van al hetgeen naar voren is gebracht vast dat de inrichtingsarts ten aanzien van de beoordeling en behandeling van door klager als abces aangeduide aandoening heeft gehandeld op de wijze die in dergelijke gevallen
gebruikelijk is. Er wordt veelal een afwachtend beleid gevoerd. Een als zodanig door een patiënt aangemerkte aandoening hoeft zich niet altijd tot een abces te ontwikkelen. Het gebruik van antibiotica kan de ontsteking doen verdwijnen. Pas als het zich
werkelijk tot een abces ontwikkeld heeft is het zinvol te incideren.
Het verdient wel aanbeveling de kwestie rondom de behandeling van (vermeende) abcessen goed met klager door te spreken.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, C.J. Ruissen en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 10 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven