Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2094/GB, 23 januari 2002, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 01/2094/GB

Betreft: [klager] datum: 23 januari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 21 november 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1969], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 november 2001 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de half open inrichting (h.o.i.) Bankenbosch te Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 6 augustus 2001 gedetineerd. Hij verbleef in de h.o.i. Westlinge te Heerhugowaard. Op 6 november 2001 is hij overgeplaatst naar de h.o.i. Bankenbosch, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat twee gevangenisstraffen van respectievelijk zestien maanden met aftrek en één maand. De tenuitvoerlegging van deze straffen is aangevangen op 6 augustus 2001. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valtop of omstreeks 31 mei 2002.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
In het overplaatsingsvoorstel van de inrichting staan onjuistheden. Zo staat er dat klager door zijn epilepsieaanvallen op de meest vreemde plaatsen neervalt. Klager voelt echter elke aanval lang van te voren aankomen en kan zichdan op tijd in veiligheid brengen door hulp te roepen, zijn arm vast te houden, zijn T-shirt in zijn mond te steken en alvast rustig op de grond te gaan liggen.
Verder wordt gesteld dat het door de gebouwelijke situatie van de h.o.i. Westlinge niet mogelijk is om klager op de begane grond te plaatsen, terwijl de trappen in dat gebouw wel een gevaar vormen voor zijn veiligheid. Hij is echternog nooit van de trap gevallen, ook thuis niet, hoewel hij op de derde etage woont. De selectiefunctionaris heeft ook geen rapporten overgelegd waaruit zou blijken dat klager van de trap zou zijn gevallen. Dit zou hij ook nietkunnen, omdat dat nog nooit gebeurd is.
In de h.o.i. Westlinge verbleef klager met drie andere gedetineerden op een kamer. Zij hielpen hem als hij in zijn slaap een epilepsieaanval kreeg. In de h.o.i. Bankenbosch verblijft hij alleen op een kamer. Als hij dan een aanvalkrijgt in zijn slaap, kan niemand hem helpen.
Met betrekking tot klagers verblijf in het penitentiair ziekenhuis merkt hij op dat hij daar alleen ter observatie is geweest, maar daar niet is onderzocht.
Klager vraagt zich ten slotte af waarom hij tot nader order in een gesloten inrichting geplaatst zou moeten worden. Hij is een zelfmelder en als er geen plaats is in een andere inrichting, kan hij die tijd wel thuis afwachten. Hijheeft immers al bewezen dat hij zich meldt als hij zich moet melden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De h.o.i. Westlinge adviseerde om klager over te plaatsen naar een inrichting waar hij – in tegenstelling tot in de h.o.i. Westlinge – op de begane grond zou kunnen verblijven zodat bij een epilepsieaanval niet het gevaar bestaatdat hij van een trap zou vallen. Dit werd als een onaanvaardbaar risico gezien. De selectiefunctionaris heeft zich geconformeerd aan het inrichtingsadvies en deelt de bezorgdheid van de directie om klagers verblijf in de h.o.i.Westlinge te continueren.

4. De beoordeling
4.1. De h.o.i. Bankenbosch is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beperkt beveiligingsniveau.

4.2. Niet is gebleken dat het oordeel van de inrichtingsarts of een andere medicus is ingewonnen omtrent de vraag of een langer verblijf van klager in de h.o.i. Westlinge, gelet op klagers epilepsie, verantwoord was. Bovendien isniet gebleken dat klager tijdens zijn drie maanden durende verblijf in de h.o.i. Westlinge ten gevolge van een epilepsieaanval van de trap is gevallen.
Ten slotte is door de selectiefunctionaris niet weersproken of weerlegd dat het voor klager in verband met zijn epilepsie grote voordelen heeft om in een inrichting te verblijven waar hij met meerdere gedetineerden op één cel kanworden geplaatst.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk moet wordenaangemerkt. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. T.M. Halbertsma, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 23 januari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven