nummer: 01/2044/GA
betreft: [...] datum: 28 januari 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 12 november 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) locatie [...] te [...],
gericht tegen een uitspraak d.d. 8 november 2001 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2002, gehouden in de p.i. locatie [...] te [...], zijn gehoord klager en de heer [...], directielid bij p.i. locatie [...].
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen uitsluiting van de arbeid, wegens het incorrect opstellen jegens de werkmeester.
De beklagcommissie heeft het beklag ten dele gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directie is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft een straf gekregen die hoger is dan andere straffen in een vergelijkbare situatie, omdat de uitingen die hij heeft gedaan en de gebaren die hij jegens de werkmeester heeft gemaakt seksueel getint en denigrerend waren.Bovendien maakte klager de gebaren, te weten aftrek- en likbewegingen, in het bijzijn van een groep gedetineerden.
Later is nogmaals bij de werkmeester nagevraagd hoe het incident heeft plaatsgevonden, omdat klager ten stelligste ontkende, maar de werkmeester volhardde in zijn verhaal. Daarbij dient te worden opgemerkt dat deze werkmeester nietveel rapporten geeft.
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager ontkent seksueel getinte gebaren jegens de werkmeester te hebben gemaakt. Hij kwam van het toilet en moest zijn riem nog vastmaken. Er werd wel gelachen op de werkzaal, maar dat had niets met hem te maken. Het moet ietsonderling zijn geweest.
Bovendien vindt hij de straf te hoog.
3. De beoordeling
Nu alleen de directeur beroep heeft ingesteld dient, enkel de hoogte van de straf in beroep te worden beoordeeld.
De beroepscommissie overweegt ten aanzien van de hoogte van de strafmaat dat de directeur ingevolge artikel 50 j° 51 PBW en de huisregels van p.i. locatie De Grittenborgh feiten die onverenigbaar zijn met de orde en veiligheid in deinrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming onder andere kan bestraffen met ten hoogste twee weken uitsluiting van deelname aan een of meer bepaalde activiteiten.
In het onderhavige geval heeft de directeur klager een disciplinaire straf van veertien dagen uitsluiting van de arbeid opgelegd. De beroepscommissie is van oordeel dat deze straf gezien de feiten en omstandigheden van het gevalniet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De Beroepscommissie neemt daarbij in aanmerking dat klager jegens de werkmeester ten overstaan van een groep medegedetineerden gebaren heeft gemaakt welke de werkmeesterterecht als zeer denigrerend heeft ervaren. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schoone, secretaris, op 28 januari 2002.
secretaris voorzitter