Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2712/GM, 13 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2712/GM

betreft: [klager] datum: 13 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Vermeulen namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie De Karelskamp te Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 18 augustus 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 november 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Vermeulen, en [...], hoofd zorg van de locatie De Karelskamp.

De inrichtingsarts verbonden aan de locatie De Karelskamp heeft laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 9 augustus 2011, houdt in dat klagers oog- en maagklachten niet serieus worden genomen door de inrichtingsarts.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht.
Klager is pas medicatie voor zijn maagklachten verstrekt, toen hij zijn advocaat inschakelde. Sinds klager de medicatie gebruikt, zijn zijn maagklachten verdwenen.
Klager heeft iets op zijn oog zitten.Volgens een arts kan het weggehaald worden met een laserbehandeling. Volgens een andere arts moet hij geopereerd worden. Anderen hebben een andere mening. Klager is niet uitgelegd wat er speelt. Klager heeft
oogdruppels gekregen, maar die helpen niet. Hoewel hij geen bril nodig zou hebben, heeft hij nu toch een bril gekregen. Hij blijft pijn houden in zijn ogen. Hij heeft tranende ogen en korstjes in de ogen. Hij heeft een waas over beide ogen. Hij ziet
steeds minder en maakt zich daar zorgen over. Zijn klachten zijn niet esthetisch van aard. Hij wordt van het kastje naar de muur gestuurd.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Klager is meerdere keren gezien door de inrichtingsarts voor zijn oog- en maagklachten. Volgens de inrichtingsarts was er geen sprake van urgentie. Voor zijn maagklachten is medicatie voorgeschreven. Op 16 augustus 2011 heeft het hoofd zorg een gesprek
gehad met klager. In 2010 heeft een visustest plaatsgevonden. Er is een afspraak gemaakt voor een tweede consult bij de oogarts. Hij is tweemaal door de opticien gezien. Het pterygium zou verwijderd kunnen worden, maar daar zijn kosten aan verbonden
die
alleen door een extra zorgverzekering worden gedekt. Klager is telkens iets anders verstrekt: oogdruppels, gel.

Het lid de arts drs. J.G.J. de Boer heeft klager uitgelegd dat een pterygium op het oog niet ernstig is, wel een branderig gevoel kan geven, maar niet tot blindheid leidt. Pas als het pterygium over de pupil zou groeien, wordt het weggehaald. Ouder
wordend, wordt het gezichtsvermogen minder, maar er is momenteel geen reden voor klager om een bril te dragen.

Klager heeft nog verklaard dat het hem nu duidelijk is, maar dat het lang heeft geduurd.

3. De beoordeling
Uit de behandeling ter zitting, de stukken en met name de medische gegevens volgt dat klager door de inrichtingsarts meermalen is gezien voor zijn maagklachten en dat medicatie is voorgeschreven. Voorts is klager voor zijn oogklachten meerdere keren
gezien door de inrichtingsarts en door de opticien en doorverwezen naar de oogarts.
Gebleken is dat klager een klein pterygium op zijn hoornvlies heeft en dat er geen noodzaak was (en is) om dit te verwijderen. De beroepscommissie acht, gelet op de medische gegevens, het niet aannemelijk geworden dat een en ander niet aan klager zou
zijn uitgelegd.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de inrichtingsarts voldoende adequaat heeft gehandeld. Het handelen van de inrichtingsarts kan derhalve niet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het
beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven