Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3485/GB, 28 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/3485/GB

Betreft: [klager] datum: 28 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 oktober 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 16 maart 2010 gedetineerd. Hij verbleef in paviljoen C van de locatie Westlinge te Heerhugowaard. Paviljoen C van de locatie Westlinge is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal
beveiligingsniveau als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Op 10 november 2011 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de genomen beslissing.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager wordt op dit moment (nog) niet geschikt bevonden voor overplaatsing naar een b.b.i. Hoewel het recidiverisico van klager is ingeschat als laag
gemiddeld,
is deze inschatting slechts op een aantal gegevens gebaseerd. Klagers frequente contacten met justitie laten zien dat er een reëel risico op recidive bestaat. Te meer nu klager het delict waarvoor hij thans is gedetineerd, heeft gepleegd in een
proeftijd. Doordat klager het delict waarvoor hij thans is gedetineerd ontkent, valt er volgens de selectiefunctionaris geen concrete inschatting te maken van het recidiverisico. Verder heeft het Openbaar Ministerie (OM) negatief geadviseerd ten
aanzien
van klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. Het OM heeft aangeven dat het strafblad van klager vanaf 2009 een aaneenschakeling van vermogens- en geweldsdelicten kent, waarvoor hij meerdere malen (voorwaardelijk) is veroordeeld. Van twee van
die voorwaardelijke veroordelingen is de tenuitvoerlegging gelast. Volgens het OM is recidivegevaar daarmee zeer reëel.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
dat klager vanaf 2009 werd verdacht van en is veroordeeld voor een aaneenschakeling van vermogens- en geweldsdelicten. Gelet hierop moet het gevaar voor recidive reëel worden geacht en kon worden geoordeeld dat klager vooralsnog niet in aanmerking komt
voor plaatsing in een b.b.i. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 28 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven