Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3153/GB, 13 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/3153/GB

Betreft: [klager] datum: 13 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Ö. Saki, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 september 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 30 juni 2010 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft als verlofadres het adres van zijn ex-vrouw opgegeven. Hij staat op goede voet met zijn ex-vrouw. Voor zijn detentie verbleef klager regelmatig bij zijn ex-vrouw. Ook heeft hij
regelmatig contact met haar vanwege de kinderen. Zijn ex-vrouw heeft ermee ingestemd dat klager zijn verlof bij haar doorbrengt. Volgens klager valt derhalve niet in te zien waarom het door hem opgegeven verlofadres niet aanvaardbaar is. Dat hij na
afloop van zijn detentie zal worden uitgeleverd aan de Duitse autoriteiten wegens een openstaande strafzaak, kan volgens klager evenmin een reden zijn om zijn verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i. af te wijzen. Gelet op de fictieve einddatum van
28 juni 2012 komt klager in aanmerking voor detentiefasering. Het onthouden van detentiefasering is in strijd met de resocialisatiegedachte. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft klager zich aan de voorwaarden gehouden. Ten slotte
beroept klager zich op het recht op familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De politie heeft negatief geadviseerd over het verlofadres van klager. Volgens de politie zijn er veel spanningen in de relationele sfeer. Gezien de mogelijke conflicten die gedurende een verlof zouden kunnen ontstaan, is het volgens de politie niet
verantwoord om klager samen met zijn ex-vrouw onder één dak te laten verblijven. Nu klager geen aanvaardbaar verlofadres heeft, vormt dit een contra-indicatie voor plaatsing in een z.b.b.i. Bovendien is klagers eerste verlofaanvraag afgewezen wegens
een
positieve score op het gebruik van cocaïne. Klager zal na zijn huidige detentie worden uitgeleverd aan Duitsland. Klagers tweede verlofaanvraag is krachtens artikel 4, aanhef en onder k, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting afgewezen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Aannemelijk is dat klager na zijn detentie aan
Duitsland zal worden overgeleverd, hetgeen aan plaatsing in een z.b.b.i. in de weg staat. De beroepscommissie neemt bovendien in aanmerking dat klager blijkens de bij de politie ingewonnen informatie niet beschikt over een aanvaardbaar verlofadres.
Hetgeen klager heeft aangevoerd over het contact met zijn ex-vrouw is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen. Ten slotte overweegt de beroepscommissie dat het gegeven dat klager in detentie een keer positief gescoord heeft op
cocaïnegebruik en daarom zijn eerste verlofaanvraag is afgewezen, eveneens een contra-indicatie voor plaatsing in een z.b.b.i. vormt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 13 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven