Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2927/GB, 9 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:09-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2927/GB

Betreft: [klager] datum: 9 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.C. Fransen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 augustus 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 4 september 2010 gedetineerd. Hij verbleef in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) te Vught. Op 19 oktober 2011 is hij overgeplaatst naar het PPC van de penitentiaire inrichting Amsterdam Over-Amstel, waar een individueel
regime
geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager stelt zich op het standpunt dat hij voldoet aan alle criteria voor plaatsing in een b.b.i. Klager heeft een geschikt verlofadres bij zijn zus in Bussum. Het delict waarvan klager wordt
verdacht, heeft in Lelystad plaatsgevonden. De politie Lelystad heeft geen bezwaar tegen het verlofadres in Bussum en klagers strafrestant bedraagt minder dan achttien maanden. Het rapport van de vestigingsdirecteur geeft een positief beeld. In dit
rapport wordt wel verwezen naar een incident dat zich heeft afgespeeld op 6 augustus 2011. Klager is gesanctioneerd voor het bieden van weerstand bij zijn begeleiding naar de afdeling en voor het verbaal bedreigen van het personeel. Klager is echter
van
mening dat hij het slachtoffer is in deze kwestie. Hij stelt dat hij een woordenwisseling had met een medegedetineerde. Vervolgens is er door de piw-ers fysiek geweld jegens klager uitgeoefend, omdat hij geen gevolg gaf aan hun verzoek om door te
lopen.
Klager heeft bij de politie aangifte gedaan wegens mishandeling. De behandelaar van klager is eveneens positief over klager. Klager heeft met goed gevolg een Leefstijltraining en tweemaal een Agressie Hantering Training afgesloten. Klager is geschikt
bevonden voor het volgen van een behandeling bij de polikliniek van De Waag te Almere. Indien klager wordt overgeplaatst naar een b.b.i. kan hij daadwerkelijk beginnen met het volgen van deze behandeling. Klager kan de redenen die de advocaat-generaal
(AG) aandraagt voor zijn negatieve advies niet volgen. Klager heeft geen behoefte aan contact met zijn (ex)-partner. De AG heeft gesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat klager gedurende zijn regimair verlof strafbare feiten zal plegen. Het is
onduidelijk op welke grond de AG deze stelling heeft gebaseerd. De AG verwijst naar klagers gokverslaving. Klager heeft echter tijdens zijn Leefstijltraining aan deze problematiek gewerkt. Tevens is van belang dat de einddatum van klagers detentie is
vastgesteld op 28 december 2011. Het is in het belang van de maatschappij en in het belang van de betrokkenen bij het strafbare feit dat de laatste detentiemaanden van klager gefaseerd verlopen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De AG en de vestigingsdirecteur hebben negatief geadviseerd ten aanzien van klagers overplaatsing naar een b.b.i. en derhalve is klagers verzoek afgewezen. De selectiefunctionaris heeft het rapport dat is opgesteld naar aanleiding van het incident van
6
augustus 2011 opgevraagd. Uit dit rapport blijkt de ernst van de situatie en de kwetsbaarheid van klager in dit soort situaties. Tevens blijkt uit het rapport dat klager niet in staat is tot samenwerken met zijn omgeving vanwege een
aanpassingsstoornis,
hetgeen een gedragsdeskundige reeds heeft vastgesteld in het forensisch psychologisch onderzoek. De AG heeft zijn negatieve advies als volgt onderbouwd. Klager is veroordeeld voor een geweldsdelict in de relationele sfeer. Uit de rapportages van de
GZ-psycholoog en de reclassering komt naar voren dat er een hoog gemiddeld recidiverisico bestaat. Klager is afhankelijk van het slachtoffer omdat zij gezamenlijk een zoon hebben, wat opnieuw spanningen kan opleveren. De directeur van de b.b.i. zou
voorwaarden kunnen stellen om te voorkomen dat klager in contact komt met zijn ex-partner. Deze voorwaarden bieden echter onvoldoende waarborg ter voorkoming van recidive. Klager verblijft in een behandelregime waarbij het leef- en werkklimaat is
afgestemd op de patiënten die daar verblijven. Dit behandelregime is niet te vergelijken met een b.b.i.-regime. De selectiefunctionaris heeft onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van de regimaire verloven.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, p. 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke
rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve
hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van
het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers overplaatsing naar een b.b.i. Het OM vreest voor een ongewenste confrontatie met het slachtoffer en met andere bij het strafbare feit betrokkenen. Tevens vreest het
OM dat klager gedurende zijn regimaire verloven, mede vanwege zijn gokverslaving, strafbare feiten zal plegen. Klagers recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als hoog gemiddeld. Gelet op het vorenstaande kan de op de onder 3.2 genoemde
gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 9 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven