Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2135/GM, 13 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2135/GM

betreft: [klager] datum: 13 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 22 juni 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 november 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.

Klagers raadsvrouw mr. R.E. van Zijl en de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zoetermeer zijn niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 27 april 2011, betreft het niet opnemen in een verklaring door de inrichtingsarts dat extra sportmomenten noodzakelijk zijn en het niet tijdig doorverwijzen naar de
fysiotherapeut.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft de klacht in beroep als volgt toegelicht.
Hij had het medische advies gekregen dat afvallen noodzakelijk was en dat hij een uur per dag cardio-oefeningen moest doen. Hij had 35 kilo aan overgewicht. Het afdelingshoofd gaf aan dat hij klager geen extra sportmomenten kon bieden, omdat de
inrichtingsarts in het advies alleen had opgenomen dat extra sportmomenten gewenst waren. De inrichtingsarts had niet opgenomen dat extra sportmomenten noodzakelijk waren, omdat de inrichtingsarts zich realiseerde dat extra sportmomenten niet in te
passen zouden zijn in het dagprogramma. De inrichtingsarts zou zich tot een medisch oordeel moeten beperken.
Er is een fiets op de afdeling. De inrichtingsarts heeft te veel meegedacht met de inrichting en ging ervan uit wat haalbaar is, terwijl het er om gaat wat voor klager medisch noodzakelijk is. Het afdelingshoofd vond dat hij klager niet kon toestaan om
iedere dag van de fiets gebruik te maken en anderen niet. Klager zou tevreden zijn geweest als hij een half uur extra per dag de fiets had kunnen gebruiken.
Klager werd al behandeld door de fysiotherapeut, maar deze weigerde een nieuwe klacht, klager had zijn bovenarm verrekt, te behandelen. Hij had daarvoor een nieuwe verwijzing van de inrichtingsarts nodig. Hij heeft wekenlang op de behandeling van zijn
bovenarm moeten wachten.
Door en namens de inrichtingsarts is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Het advies van het Nederlands Huisartsen Genootschap ‘Bewegingsadvies bij overgewicht’ geeft aan dat men tenminste vijf keer per week een halfuur per dag actief in beweging moet zijn. Als men wil afvallen dan dient men een heel uur per dag actief te
bewegen en daarnaast gezond te blijven eten. Het uitvoeren van bewegingsadviezen is binnen detentie beperkt. Inrichtingsartsen kunnen niet meer doen dan een advies uitbrengen. Het is aan de afdeling om te bezien hoe dit advies van de arts kan worden
opgevolgd. Wellicht zijn er ook nog wel mogelijkheden om op cel extra oefeningen te doen.
Op 1 maart 2011 heeft klager voor de eerste keer om fysiotherapie verzocht in verband met beenklachten. Op 18 maart 2011 is hij door de inrichtingsarts verwezen naar de fysiotherapeut. Op 24 maart 2011 heeft de eerste behandeling plaatsgevonden. Het
tweede verzoek om fysiotherapie in verband met schouderklachten is door klager op 5 april 2011 ingediend bij de verpleegkundige. Klager is ingepland op het spreekuur van de inrichtingsarts op 15 april 2011. Op laatst genoemde datum is klager door de
inrichtingsarts doorverwezen naar de fysiotherapeut voor de schouderklachten.
Op 20 mei 2011 heeft klager zijn eerste fysiotherapeutische behandeling voor zijn schouderklachten gekregen. Dit heeft ongetwijfeld te maken met de agenda van de fysiotherapeut en is de medische dienst niet te verwijten. Niet is gebleken dat klager in
de tussentijd om pijnstilling heeft gevraagd in verband met zijn schouderklachten.

3. De beoordeling
Uit de behandeling ter zitting, de stukken en met name de medische gegevens is het volgende gebleken.
De inrichtingsarts heeft het advies uitgebracht dat extra sportmomenten gewenst waren in verband met klagers overgewicht. Dat medisch gezien extra sportmomenten noodzakelijk zijn, is uitzonderlijk en was kennelijk bij klager niet aan de orde. Het feit
dat het in de praktijk niet mogelijk bleek om klager buiten zijn cel extra sportmomenten te bieden, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet aan de inrichtingsarts of de medische dienst worden verweten. Klager had op de uren dat hij was
ingesloten zelf cardio-oefeningen op cel kunnen doen.
Voorts werd klager voor beenklachten behandeld door de fysiotherapeut. Voor nieuwe klachten aan zijn schouder is hij niet terstond behandeld door de fysiotherapeut, maar diende hij die nieuwe klacht eerst ter beoordeling voor te leggen aan de
inrichtingsarts.
De inrichtingsarts heeft klager na onderzoek voor de nieuwe klacht direct doorverwezen naar de fysiotherapeut. Daarna heeft het enige tijd geduurd voordat klager voor zijn schouderklachten door de fysiotherapeut kon worden behandeld. Klager heeft in de
tussentijd niet om pijnstillende medicatie voor zijn schouderklachten verzocht.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven