Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2796/GM, 13 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2796/GM

betreft: [klager] datum: 13 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught (PPC),

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 18 augustus 2011van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 november 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn klager die afstand heeft gedaan van het recht om te verschijnen en de inrichtingsarts niet verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 6 juli 2011, houdt in dat de inrichtingsarts (psychiater) de verstrekking van Ritalin heeft beëindigd en heeft geweigerd om klager opnieuw Ritalin te verstrekken.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht in beroep als volgt toegelicht.
Hij wenst weer Ritalin verstrekt te krijgen. Van Ritalin krijgt hij een goed gevoel. Zijn hoofdpijn verdwijnt. Hem wordt nu Concerta verstrekt en dat is te vlak. Met Ritalin kon hij zijn dagprogramma wel goed volgen. Buiten gebruikte hij Ritalin bijna
een jaar lang zonder problemen. Vier dagen tevoren was de dosis met 30 mg verhoogd in verband met een suïcidepoging.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Verwezen wordt naar de consultverslagen. In de vorige inrichting vroeg de geconsulteerde psychiater zich af of klager niet een te hoge dosis Ritalin (methylfenidaat) kreeg, waardoor hij last zou hebben van bijwerkingen. Omdat klager de volgende dag zou
worden overgeplaatst naar het PPC te Vught is gevraagd of de inrichtingsarts van het PPC te Vught zijn medicatie opnieuw wilde beoordelen. Op 7 juni 2011 heeft de inrichtingsarts (psychiater) geadviseerd om methylfenidaat te staken en op 16 juni 2011
heeft hij klager andere medicatie voorgeschreven. Die medicatieaanpassingen zijn weloverwogen gemaakt.

3. De beoordeling
Uit de stukken en met name de overgelegde consultverslagen en de overige medische gegevens blijkt dat klager in plaats van Ritalin Concerta is voorgeschreven in verband met klagers verslavingsproblematiek. Ritalin en Concerta bevatten beide
methylfenidaat als werkzame stof. Bekend is dat er aanwijzingen zijn dat Concerta een minder groot roeseffect heeft dan Ritalin, waardoor Concerta mogelijk minder verslavend is dan Ritalin. In penitentiaire inrichtingen geldt het beleid om bij voorkeur
Concerta voor te schrijven. Ook in het Farmacotherapeutisch Kompas, een gids voor artsen voor het voorschrijven van medicijnen, wordt de voorkeur gegeven aan Concerta boven Ritalin. Volgens het Kompas is er geen verschil in de werkzaamheid en de
bijwerkingen van Concerta en Ritalin aangetoond. Gesteld noch gebleken is dat klager last heeft (gehad) van een bijwerking die Concerta wel en Ritalin niet zou hebben.
De beroepscommissie is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, dr. M. Kooyman en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven