Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2290/TA, 7 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2290/TA

betreft: [klager] datum: 7 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van het FPC Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 14 juli 2011 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en het hoofd van de inrichting om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de intrekking van klagers verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van het hoofd van de inrichting en klager
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ingevolge artikel 56, tweede lid sub a, Bvt is een beslissing tot intrekking van verlof beklagwaardig indien het verlof op het moment dat het wordt ingetrokken een aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd. Dat is in deze zaak niet aan
de orde. Klagers verlof heeft niet een aaneengesloten periode van meer dan een week geduurd en klager is derhalve niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager verwijst naar vaste jurisprudentie van de beroepscommissie waarin wordt geoordeeld dat toch beklag openstaat tegen intrekking van kortdurende verloven indien ze zijn ingetrokken op grond van niet in de persoon van de tbs-gestelde gelegen
omstandigheden. Klager meent dat hiervan sprake is. Klagers verloven zijn ingetrokken omdat hij geen toestemming zou hebben om zijn ouders te bezoeken. Klager betwist dit uitdrukkelijk, want hij had wel degelijk toestemming van de staf tot tweemaal
toe.
Daarnaast is klager van mening dat hij de dupe is geworden van de reorganisatie binnen de inrichting.
Voorts heeft de inrichting op de zitting van de beklagcommissie aangegeven dat de reden voor het stilleggen van het verlof slechts gelegen was in het bezoeken van klagers ouders. Later geeft de inrichting opeens andere redenen aan voor het intrekken
van
het verlof. Klager moet machteloos toe zien hoe zijn hele resocialisatie stil komt te liggen en klager verzoekt om hem ontvankelijk te verklaren.

3. De beoordeling
Klager had ten tijde van de intrekking van zijn verlof zogenoemd kortdurend onbegeleid verlof (geen transmuraal verlof) en dit verlof is ingetrokken wegens het niet naleven van daaraan gestelde voorwaarden.

Krachtens artikel 56, tweede lid, onder a, Bvt kan alleen worden geklaagd over intrekking van verlof dat ten tijde van de intrekking een aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd, op grond van individuele omstandigheden van de
betreffende verpleegde als bedoeld in artikel 50, derde lid, Bvt.
Van een aaneengesloten periode van meer dan een week is hier geen sprake.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat niet aannemelijk is dat
klagers verlof is ingetrokken wegens een reorganisatie binnen de inrichting.
Het beroep zal gegrond worden verklaard en klager zal niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 7 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven