Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3080/GB, 7 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/3080/GB

Betreft: [klager] datum: 7 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 september 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 18 augustus 2008 gedetineerd. Hij verblijft in unit zes van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Volgens klager heeft de selectiefunctionaris ten onrechte aan de bestreden beslissing ten grondslag gelegd dat klager interventies weigert. Klager heeft juist altijd aangegeven mee te
willen werken. Dat hij zou lijden aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis die nauwelijks behandelbaar is wordt gebaseerd op een rapport van drie jaar geleden. Volgens klager is in dat rapport alleen aangegeven dat hij kenmerken vertoont van een
dergelijke stoornis. Ook wordt hem ten onrechte verweten dat hij zich sociaal wenselijk opstelt bij zijn verzoeken om hulp. In het reclasseringsadvies wordt geadviseerd klager, vanwege het hoge recidiverisico, te laten deelnemen aan een p.p./ET-traject
zodat hij geleidelijk weer in de maatschappij kan terugkeren. In het selectieadvies staat vermeld dat hij zijn detentie op een volwassen manier uitzit. Bovendien is zijn verlofadres akkoord bevonden en gecontroleerd door de reclassering. Ook de politie
heeft geen bezwaar. In het (negatieve) advies van het Openbaar Ministerie (OM) staat ten onrechte vermeld dat er risico’s bestaan voor een ongewenste confrontatie met slachtoffers. Klager benadrukt dat sprake is van één slachtoffer. Dat hij altijd
heeft
volgehouden onschuldig te zijn mag volgens klager geen rol spelen bij de beslissing omtrent zijn verzoek deel te nemen aan een p.p. Het is immers zijn volste recht vast te houden aan zijn onschuld. De beslissing van de selectiefunctionaris komt erop
neer dat klager straks zonder de noodzakelijke begeleiding terugkeert in de maatschappij.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is veroordeeld voor een gewelddadige verkrachting. Het risico dat klager in herhaling valt is onaanvaardbaar groot. Klager erkent zijn tekortkomingen
deels niet en weigert hulp bij zijn problemen. Uit de rapportage van het NIFP volgt dat er bij klager geen sprake is van enige lijdensdruk of ziektebesef aangaande zijn stoornis. Gezien klagers houding zijn interventies zinloos, maar blijft het gevaar
voor recidive bestaan. Klager is erop gewezen dat zijn houding en ontkenning gevolgen kunnen hebben. Desondanks staat hij niet open voor een behandeling en geeft hij deskundigen geen kans hem enig inzicht te verschaffen in zijn handelen. Derhalve is
besloten klager vooralsnog niet te laten deelnemen aan een p.p. Een eventuele behandeling van klagers alcoholprobleem kan in een later stadium van zijn straf als bijzondere voorwaarde worden opgenomen tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling.
Mocht klager tot inkeer komen dan kan klagers deelname aan een p.p. alsnog in overweging worden genomen.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
de ernst van het feit waarvoor klager is veroordeeld en de omstandigheid dat klager de gestelde psychische diagnose niet erkent en hulp weigert. Tevens moet daarbij in aanmerking worden genomen dat het OM negatief heeft geadviseerd en er gedurende
klagers detentie als gevolg van klagers houding geen (het recidivegevaar verminderende) interventies hebben plaatsgevonden waardoor de kans op recidive hoog gemiddeld wordt geacht. Hoewel klager een belang heeft om zijn resocialisatie vorm te geven –
de
einddatum van zijn detentie is gesteld op 1 november 2012 – vormt het vorenstaande een contra-indicatie voor klager om op dit moment deel te nemen aan een p.p. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 7 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven