Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3092/GB, 7 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/3092/GB

Betreft: [klager] datum: 7 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.M.J.H. Coumans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 september 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 12 juli 2010 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Almere. Op 22 augustus 2011 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil graag worden geplaatst in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). Het (negatieve) advies van het Openbaar Ministerie (OM) op grond waarvan de selectiefunctionaris heeft
besloten om klager niet in een z.b.b.i., maar in een normaal beveiligde inrichting te plaatsen is in tegenspraak met het positieve advies van het OM in de zaak van klagers broer die volgens klager voor exact dezelfde feiten is veroordeeld. Verder vormt
volgens klager de omstandigheid dat hij in 2009 voor het laatst met justitie in aanraking is geweest geen contra-indicatie. Immers, hieruit volgt juist dat het enige tijd geleden is dat hij in aanraking met justitie is geweest. Ook bestaat er volgens
klager geen enkel gevaar dat hij zal uitwijken naar België of Marokko. Klager beschikt immers niet over de Marokkaanse of de Belgische nationaliteit en is van plan om bij zijn echtgenote in Amsterdam te gaan wonen. Dat uit het selectieadvies blijkt dat
de directeur van de p.i. Almere negatief heeft geadviseerd over klagers plaatsing in een z.b.b.i is niet juist. Uit het selectieadvies lijkt juist te volgen dat de directeur geen bezwaar heeft tegen plaatsing in een z.b.b.i. Ten slotte heeft de
selectiefunctionaris volgens klager ten onrechte aan de bestreden beslissing ten grondslag gelegd dat de einddatum van klagers detentie niet vaststaat vanwege een openstaande zaak. Volgens klager is bij de behandeling van zijn strafzaak deze
openstaande
zaak niet aan de orde geweest. Bij klager bestaat de indruk dat deze zaak als openstaand is geadministreerd teneinde hem in zijn verlofmogelijkheden te beperken.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het OM heeft, gelet op de ernst van de strafbare feiten en klagers recente veroordeling, negatief geadviseerd omtrent plaatsing van klager in een z.b.b.i. dan wel een
beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). De politie heeft eveneens negatief geadviseerd. Naar aanleiding van hetgeen klager in beroep heeft aangevoerd is aan het OM en de politie opnieuw advies gevraagd. Zowel het OM als de politie blijven bij hun
negatieve advies. Verder volgt uit het selectieadvies dat de directeur van de p.i. Almere heeft geadviseerd klager in een regime van algehele gemeenschap te plaatsen. Ten slotte wordt klager volgens de selectiefunctionaris vooralsnog niet in een b.b.i.
of z.b.b.i. geplaatst omdat de einddatum van klagers detentie nog niet vaststaat wegens een openstaande zaak.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Lelystad is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.4. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, p. 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke
rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve
hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van
het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.5. Het OM heeft, gelet op de ernst van de strafbare feiten en de recente veroordeling van klager, negatief geadviseerd ten aanzien van plaatsing in een z.b.b.i. De politie heeft eveneens negatief geadviseerd omdat het gevaar bestaat dat, als
klager
met verlof gaat, hij zich aan zijn detentie zal onttrekken. Gelet op genoemde adviezen van het OM en de politie, kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen klager heeft aangevoerd ten aanzien van het advies van het OM in de zaak van zijn broer is onvoldoende feitelijk onderbouwd om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 7 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven