Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2113/GM, 8 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2113/GM

betreft: [klager] datum: 8 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 22 juni 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 17 oktober 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel.

Klager heeft middels DV&O medegedeeld dat hij niet ter zitting wenste te verschijnen.

De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Almere is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft het voorschrijven van Tramadol.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft aangevoerd dat hem tegen zijn wil pijnbestrijdende medicatie is verstrekt die opioïden bevatte.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager is uitgebreid bij de inrichtingsarts en de verpleegkundigen onder de aandacht geweest. De inrichtingsarts heeft met hem het beleid afgesproken met betrekking tot zijn klachten en daarvoor adequate pijnstilling voorgeschreven. Dat klager geen
opioïden wilde vanwege zijn verslavingsproblematiek is niet terug te vinden in het medisch dossier. Meerdere pogingen zijn ondernomen om met klager in gesprek te komen. Dit is, door toedoen van klager, niet gelukt.

3. De beoordeling
Uit de stukken en met name de medische informatie volgt dat klager, nadat hij had aangegeven dat zijn toenmalige pijnstillende medicatie niet werkte, sterkere pijnstillende medicatie is voorgeschreven, te weten: Tramadol 50 mg. Bij deze medicatie wordt
een bijsluiter verstrekt waarin klager had kunnen lezen dat de medicatie opioïden bevatte.
Uit de medische informatie blijkt niet dat klager heeft aangegeven dat hij geen opioïden bevattende medicatie wenste te gebruiken.
Klager heeft vervolgens pas na vijf dagen de Tramadol capsules aan de medische dienst teruggegeven zonder daarbij de reden voor de teruggave te vermelden.
De beroepscommissie is van oordeel dat uit het bovenstaande niet kan worden opgemaakt dat het handelen van de inrichtingsarts zou kunnen worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings- Döhrn, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven