Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2392/GA, 21 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2392/GA

betreft: [klager] datum: 21 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 juli 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Scheveningen te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het zonder overleg met klager kopen van een boek en de kosten daarvan bij klager in rekening brengen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Er wordt een bedrag van € 33,75 ingehouden op zijn weekvergoeding in verband met de bestelling van een tabellenboek (Binas). Klager geeft toe de wens te hebben uitgesproken om over bedoeld tabellenboek te kunnen beschikken, maar is van mening dat hij
niet is overeengekomen dat het bedoelde boek op zijn kosten zou worden aangeschaft. De kosten kunnen derhalve niet op hem worden verhaald.

De directeur heeft daarop geantwoord dat klager op de hoogte was van de omstandigheid dat hij als geëxamineerde zelf de verantwoordelijkheid had voor het boekje en de kosten daarvan.

3. De beoordeling
De beroepscommissie gaat op basis van de inhoud van het dossier uit van de volgende feiten en omstandigheden:
Er is over de aanschaf van het boek mailverkeer tussen twee kennelijk aan de inrichting verbonden medewerkers te weten F. van T. en F.D. Blijkens een print van een mailbericht heeft F. van T. op 30 maart 2011 een mail gestuurd aan F.D. met de volgende
inhoud. “Ik heb een verzoek van de heer R. of je een Binas boek langs wil brengen”.

Op 31 maart 2011 wordt deze mail door F.D. beantwoord met de mededeling: ”Het boekje van Binas hebben we niet en R. zal het daarom zelf moeten kopen omdat zijn verlangen staatexamen te doen een privé ambitie van en voor zichzelf is. Het kost bij
Bol.com
ongeveer € 33,-”.

Uit de reactie van de directeur aan de commissie van toezicht d.d. 28 juni 2011 blijkt voorts het volgende:
“Tijdens het bezoek van de heer Van Z., de voorzitter van de staatsexamens, vroeg deze of betrokkene (klager) nog wensen had. Betrokkene zei dat hij graag een Binas-boek wilde hebben en de voorzitter zegde hem dat direct toe en heeft vervolgens het
boekje privé aangeschaft.”

Op genoemde print (datum 18-05-2011) staat handgeschreven het volgende, aan klager geadresseerde, bericht:
“De examenvoorzitter, dhr. Van Z., heeft Binas voor je gekocht. Kosten € 33,75.
Kun je dat geld meenemen als je maandag 23/5 examen komt doen? Heel veel succes met
leren en tot maandag. Met vr.gr. F.”

Uit het voorgaande leidt de beroepscommissie af dat het bedoelde Binasboek privé is aangeschaft door de examenvoorzitter de heer Van Z.
Niet is aannemelijk geworden dat er voorafgaand aan de aankoop van het boek door medewerkers van de inrichting overleg is gevoerd met klager over het feit dát tot aanschaf van het boek zou worden overgegaan en dat de kosten daarvan voor rekening van
klager zouden komen. Er is wel gesproken over de aanschaf van het boek tussen klager en de examenvoorzitter die niet een aan de inrichting verbonden medewerker is. Daarmee is er wellicht een overeenkomst tot stand gekomen tussen Van Z. en klager, maar
de inrichting is daarbij geen partij. In ieder geval is niet gebleken dat de inhouding van de aanschafkosten van het boek op de weekvergoeding van klager in zijn opdracht of met zijn toestemming is verricht. Deze inhouding mist een wettelijke
grondslag.
De beroepscommissie verwijst hierbij naar de in artikel 51, vierde lid, van de Pbw genoemde mogelijkheid voor de directeur om terzake van de door de gedetineerde toegebrachte schade met hem een regeling te treffen. Voor het treffen van een regeling is
toestemming van die gedetineerde vereist. Nu die in dit geval ontbreekt, had de directeur niet eenzijdig kunnen beslissen tot verrekening van het bedrag met klagers weekvergoeding.
Gelet op het voorgaande zal het beroep gegrond worden verklaard. Nu de gevolgen van de beslissing van de directeur nog ongedaan zijn te maken, ziet de beroepscommissie geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. F.G. Bauduin, mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, secretaris, op 21 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven