Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1482/GA, 21 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1482/GA

betreft: [klager] datum: 21 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 mei 2011 van de beklagcommissie bij het detentiecentrum Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 september 2011, gehouden in penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], afdelingshoofd en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet uitgesloten worden terwijl klagers medegedetineerde vernielingen in de verblijfsruimte aanrichtte.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is erg geschrokken van wat er is gebeurd. Hij heeft nachtmerries en slikt nu anti-depressiva. De medicijnen worden nu nog door het Ministerie van Veiligheid en Justitie betaald, maar zodra hij in vrijheid is moet hij dat zelf betalen. Klager
sliep op de bovenste hoogslaper en zag opeens allerlei spullen door de verblijfsruimte vliegen. Hij heeft direct met de intercom gebeld en heeft zich op het toilet opgesloten. Volgens klager had hij er makkelijk uit gelaten kunnen worden, want hij
bevond zich slechts 0,50 meter van de celdeur. De veiligheid van het personeel ging voor zijn eigen veiligheid. Juist in de eerste vijf minuten was er een mogelijkheid om hem uit de cel te halen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had zich opgesloten op het toilet en zijn veiligheid was niet in gevaar. Het personeel heeft steeds via het raampje in de celdeur de situatie in de gaten gehouden. Er waren twee of drie personeelsleden aanwezig. Er is een afweging gemaakt en de
agressie richtte zich niet op klager, maar alleen op het meubilair. De kans bestond dat als de deur geopend zou worden de agressie zich op klager en het personeel zou richten. Voorts dient aan de piket-ambtenaar toestemming te worden gevraagd om ’s
avonds een celdeur te openen. Het Interne Bijstands Team (IBT) is opgeroepen, maar het duurde enige tijd voordat het personeel zich verkleed had. Na elk optreden van het IBT vindt een evaluatie plaats. De wachtcommandant heeft ook met klager een
gesprek gehad.
De veiligheid van gedetineerden en personeelsleden weegt even zwaar. Klager is na het gebeuren op een eenpersoonscel geplaatst en hij heeft gesprekken gevoerd met de psycholoog.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat het personeel in de gegeven situatie, in aanmerking genomen de in het geding zijnde belangen, een goede afweging heeft gemaakt. De agressie van klagers celgenoot richtte zich op het celmeubilair en was niet tegen
klager gericht. Bovendien staat vast dat klager tijdens de geweldsuitbarsting een toevlucht heeft kunnen zoeken op het in de cel aanwezige toiletblok.
Aannemelijk is geworden dat een andere afweging zou zijn gemaakt als de agressie van klagers medebewoner zich op hem zou hebben gericht. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Dat neemt niet weg dat de beroepscommissie zich realiseert begrijpt dat dit gebeuren voor klager traumatisch moet zijn geweest.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, dr. L.M. Moerings en mr. Th.E. M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 21 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven