Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1523/GA, 21 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1523/GA

betreft: [klager] datum: 21 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W. Verbaas, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 mei 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij het Justitieel Medisch Centrum Haaglanden (JMC),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 september 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman, mr. F.W. Verbaas en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur. Tevens was aanwezig de heer [...],
stagiaire bij het kantoor van klagers raadsman.

Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft klagers plaatsing in een eenpersoons ziekenkamer wegens een
honger- en dorststaking.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid merkt de raadsman op dat noch hij noch klager een beschikking hebben ontvangen van de ordemaatregel. Klager is slechts uitleg gegeven in het Arabisch, een taal die hij volgens de taalanalyse slechts gebrekkig
beheerst. Onduidelijk is waarom de maatregel niet via de tolkentelefoon aan hem is medegedeeld, verwezen zij naar de uitspraak 10/2007/GA van 26 januari 2011.
Het betreft hier een ordemaatregel in de zin van de artikelen 23 en 24 Pbw. Klager is 23 uur per etmaal met camerabewaking in een cel opgesloten. Het European Committee for the Prevention of Torture (CPT) heeft in haar rapport van februari 2008
aanbevolen om te zorgen dat gedetineerden niet per ongeluk in omstandigheden worden vastgehouden die equivalent zijn aan isolatie. Er waren geen medische redenen voor eenzame opsluiting. Een hongerstaking is niet suïcidaal en volgens de geraadpleegde
psychiater was klager niet suïcidaal. Des te erger is dat separatie psychische en fysieke schade tot gevolg kan hebben. Volgens de Minister van Justitie is het plaatsen van een hongerstakende vreemdeling in de isoleercel geen standaardprocedure, zie
antwoord op Kamervragen van 4 oktober 2010. Als iemand in eenzame opsluiting wordt gehouden zonder medische redenen is dit te beschouwen als een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 3 EVRM. Voorts is het raam van de
ziekenkamer
erg hoog (2,10 meter) en was er geen televisie. Klager is niet dagelijks een uur gelucht en hij heeft scheurkleding moeten dragen. Het CPT heeft scheurkleding betitelt als ‘onwaardige’ kleding. Het verblijf in de isoleercel heeft een punitief karakter
en het lijkt er voorts sterk op dat het is toegepast als pressiemiddel om klager te dwingen zijn hongerstaking te stoppen. Er is sprake van schending van artikel 7 EVRM. Ook klagers recht op privé leven is geschonden (artikel 8 EVRM).
De Ombudsman heeft eerder geoordeeld dat het plaatsen van een hongerstaker in een kale cel zonder televisie onbehoorlijk is.
Klager verbleef in vreemdelingenbewaring (artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000) in afwachting van uitzetting.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is in de avond van 4 maart 2011 opgenomen in het JMC en heeft de volgende dag een opnamegesprek gehad met de arts, waarbij een Arabisch sprekende verpleegkundige aanwezig was. Klager gaf aan dood te willen door niet langer te eten en te drinken.
Er was sprake van levensgevaar en om die reden is aan klager scheurkleding en lakens uitgereikt en is hij onder cameratoezicht gesteld in een eenpersoons ziekenkamer conform het beleid van het JMC. Het beleid is vertaald door een Arabisch sprekende
verpleegkundige. Tijdens zijn verblijf zijn klager voldoende contactmomenten aangeboden waarbij een verpleegkundige zich op de hoogte stelde van klagers toestand. Op 6 maart 2011 is klager weer gaan eten en drinken. Op 7 maart 2011 heeft de psychiater
vastgesteld dat er geen sprake meer was van het weigeren van eten en drinken of een doodswens. Klager heeft toen normale lakens, dekens en kleding gekregen. Hij kreeg ook een tv van het JMC. Op 8 maart 2011 is klager overgeplaatst naar het
detentiecentrum Zeist.
De kamer waar klager verbleef is een karig ingericht ziekenkamer met een toilet, stoel en een bed. In het JMC worden beschikkingen via de pc (Google) vertaald. In verband met de hygiëne mogen in de ziekenkamers niet te veel spullen staan. Er is geen
beschikking uitgereikt, omdat klager niet in afzondering verbleef. Ook patiënten met open tbc en patiënten die in de war zijn worden in eenpersoons ziekenkamers geplaatst. De p.i. Scheveningen is een oud gebouw en de ramen zitten hoog. Luchten wordt
elke dag aan de patiënten aangeboden.
Het JMC beschikt niet over observatiecellen.

3. De beoordeling
Namens klager is op 29 april 2011 per fax een klaagschrift ingediend bij het secretariaat van de beklagcommissie. De klachten betreffen klagers verblijf in maart 2011 in het JMC. Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient het klaagschrift
uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen te worden ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift in niettemin ontvankelijk, indien
redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. Het klaagschrift is na vorenbedoelde beklagtermijn ingediend. Uit de stukken blijkt dat klager zelfbeschadigend gedrag vertoonde. Klager is van buitenlandse afkomst en
is de Nederlandse taal niet machtig. Aan klager is uitleg gegeven in het Arabisch, een taal die hij volgens zijn raadsman slechts gebrekkig beheerst. Gezien het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat overschrijding van de beklagtermijn
klager
niet kan worden aangerekend. Klager zal derhalve worden ontvangen in zijn beklag.

Uit de stukken blijkt dat klager vanuit het detentiecentrum Zeist is aangemeld voor opname in het JMC wegens zijn honger- en dorststaking. De arts van het JMC heeft op 5 maart 2011 een opnamegesprek gehad met klager. Klager gaf daarbij aan dood te
willen.
Het is beleid van het JMC om patiënten die suïcidale neigingen hebben in een eenpersoons ziekenkamer te plaatsen met cameratoezicht. Op 7 maart 2011 heeft de psychiater vastgesteld dat klager niet meer suïcidaal was. Daarna heeft klager gewone kleding,
lakens en een televisie ontvangen. Klager is op 8 maart 2011 overgeplaatst naar het detentiecentrum Zeist.
De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur op goede gronden kon beslissen om klager, zulks in het belang van zijn eigen veiligheid, in een eenpersoonskamer te plaatsen, nu de arts daartoe, gelet op suïcidale uitlatingen van klager, had
geadviseerd. Ter zitting heeft de directeur opgemerkt dat luchten elke dag aan de patiënten wordt aangeboden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, dr. L.M. Moerings en mr. Th.E. M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 21 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven