Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2684/GA, 23 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:23-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2684/GA

betreft: [klager] datum: 23 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 augustus 2011 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie De Schie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager niet in de gelegenheid is gesteld om zijn kiesrecht uit te oefenen in het kader van de Provinciale Statenverkiezingen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. Klager beklaagt zich allereerst over het verloop van de procedure. Aan hem is nooit meegedeeld dat zijn klacht ter zitting van de
beklagcommissie op 28 juli 2011 zou worden behandeld. Zijn raadsman is niet op die zitting verschenen. Klagers recht op verdediging is geschonden.
Inhoudelijk voert klager aan dat de beklagcommissie haar uitspraak ten onrechte heeft gebaseerd op artikel B6, eerste lid, van de Kieswet. Op 2 maart 2011 was er geen sprake van een rechtmatige vrijheidsontneming, als bedoeld in dat artikel, omdat
klager op dat moment nog niet onherroepelijk was veroordeeld door de rechtbank. Om dit te verduidelijken verwijst klager naar twee processen-verbaal van 18 april 2011 en 4 juli 2011. Verder voert klager aan dat aan de beslissing van de beklagcommissie,
dat klager niet voor anderen kan klagen, geen wettelijke bepaling ten grondslag ligt. Klager heeft de gezamenlijke klacht ingediend in navolging van een andere groepsklacht die was ingediend door één gedetineerde. Ten slotte geeft klager aan dat in
andere penitentiaire inrichtingen voorzieningen zijn getroffen waardoor gedetineerden hun kiesrecht kunnen uitoefenen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft aangevoerd dat de procedure bij de beklagcommissie niet juist is verlopen. Daargelaten de juistheid van de stelling van klager, kan daaraan voorbij worden gegaan nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Met de beklagcommissie valt te wijzen op artikel B6, eerste lid, van de Kieswet dat inhoudt dat personen aan wie op de dag van de stemming rechtmatig hun vrijheid is ontnomen hun kiesrecht uitoefenen door bij volmacht te stemmen. Er kon op de dag van
de
stemming in redelijkheid van uit worden gegaan dat klager rechtmatig zijn vrijheid was ontnomen. De titel van de vrijheidsontneming en het al dan niet onherroepelijke karakter ervan is daarbij anders dan klager kennelijk meent niet van betekenis.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan ook overigens naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 23 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven