Nummer: 11/4205/SGA
Betreft: [klager] datum: 1 december 2011
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. E.G.S. Roethof, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Justitieel Medisch Centrum Haaglanden (JMC) te Den Haag.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld JMC van 21 november 2011, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van veertien dagen
observatie door middel van cameratoezicht, ingaande op 21 november 2011 om 14.00 uur en eindigend op 5 december 2011 om 14.00 uur, op advies van de inrichtingspsychiater in het belang van de gezondheid en veiligheid van verzoeker.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 25 november 2011, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 29 november 2011.
1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Door en namens verzoeker is het schorsingsverzoek schriftelijk toegelicht.
De directeur heeft zijn standpunt ten aanzien van het schorsingsverzoek schriftelijk kenbaar gemaakt.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is daarvan hier sprake. Op grond van artikel 24a van de Pbw kan cameratoezicht worden opgelegd in de in dat artikel genoemde gevallen, aan een gedetineerde die in een
afzonderingscel verblijft. Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker slecht ter been is en van een rolstoel gebruik maakt. Het cameratoezicht is opgelegd omdat de kans groot wordt geacht dat, indien verzoeker ten val zou komen,
dit niet door het personeel wordt opgemerkt. Op advies van de inrichtingsarts is dat cameratoezicht daarom opgelegd.
Noch uit de inlichtingen van de directeur noch uit de mededeling van de oplegging van die ordemaatregel van cameratoezicht wordt op enigerlei wijze aannemelijk dat aan klager een ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel is opgelegd. Gelet
daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing is opgelegd in strijd met dat wettelijk voorschrift van artikel 24a van de Pbw. Het verzoek komt daarom voor toewijzing in aanmerking.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op
secretaris voorzitter