Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2559/GV, 29 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:29-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2559/GV

betreft: [klager] datum: 29 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 juli 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. G.J. van der Meer, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager ontving de afwijzing op zijn verzoek op 28 juli 2011. Hij heeft eerst meer informatie opgevraagd bij het BSD over de rapportages. Klager werd verwezen naar de voorzitter van het MDO. Het
negatieve advies van de inrichting is gevolgd op de negatieve adviezen van het Openbaar Ministerie en de politie.
Klager kan slechts één verwijt worden gemaakt, namelijk het doorknippen van het enkebandje. Dit gegeven kan in redelijkheid niet tot een algehele afwijzing van de verlofaanvraag leiden. Klager heeft zich de afgelopen maanden tijdens zijn detentie
correct gedragen. Dit wordt bevestigd door het advies van de inrichting. Klager heeft verder met goed gevolg een agressiebeheerstraining gevolgd. Feitelijk is klager dus van onbesproken gedrag, afgezien van die ene onttrekking. Het negatieve advies van
de inrichting is dus volstrekt onbegrijpelijk. De suggestie dat klager zich kennelijk zo weet aan te passen, dat hij het vertrouwen van de inrichting wint, is tendentieus en niet juist. Ook in het advies van politie en het openbaar ministerie worden
geen concrete misdragingen genoemd die verlof in de weg staan. Het vermeende recidivegevaar wordt niet gespecificeerd. Het justitieel verleden stond een eerder verlof niet in de weg. Klager onderzoekt momenteel of een ander verlofadres kan worden
opgegeven. De reden voor de onttrekking was het problematisch contact tussen klager, zijn moeder en de reclassering. Niet valt in te zien waarom een soortgelijke problematiek zich in de toekomst opnieuw zal voordoen, temeer nu andersoortige verloven
tot
de mogelijkheden behoren, wellicht gekoppeld aan een ander verlofadres. De onttrekking heeft relatief kort geduurd. Niet gebleken is dat klager naar het buitenland is gevlucht of nadien ernstige misdrijven heeft gepleegd. De onttrekking vond in een
relatief onschuldige context plaats. Het belang van klager bij resocialisatie dient zwaarder te wegen dan de algemene belangen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek om verlof is afgewezen, omdat klager tijdens de huidige detentie, als deelnemer aan een penitentiair programma, zich van zijn enkelbandje heeft ontdaan en zich
heeft
onttrokken aan zijn detentie. Hiermee heeft hij het in hem gestelde vertrouwen ernstig geschaad. Klager heeft op grond van zijn gedrag in een eerder stadium het vertrouwen weten te winnen op grond waarvan hij uiteindelijk werd voorgesteld voor deelname
aan een penitentiair programma. Kennelijk weet klager zich in de inrichting dusdanig aan te passen dat men vertrouwen in hem stelde. Het verzoek om verlof wordt tevens beoordeeld aan de hand van subjectieve criteria. Het gedrag in de inrichting en of
klager het vertrouwen geniet om met vrijheden om te kunnen gaan zijn hierbij belangrijk. Gelet op het advies van de inrichting bleek dat vertrouwen er ook vanuit de inrichting niet te zijn.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het Openbaar Ministerie en de politie adviseren eveneens negatief.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijfeneenhalf jaar met aftrek, wegens diefstal met geweld of bedreiging. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 20 december 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken komt naar voren dat klager op 1 november 2010 zich heeft onttrokken tijdens het penitentiair programma door zich van zijn enkelbandje te ontdoen. Op 8 mei 2011 is hij vervolgens weer aangehouden. De beroepscommissie is van oordeel dat
voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. De overigens namens klager aangevoerde verzachtende omstandigheden doen hier niets aan af. Derhalve kan
de
beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 29 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven