Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3223/GV, 18 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:18-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3223/GV

betreft: [klager] datum: 18 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.E. Toxopéus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 september 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De beroepscommissie heeft in haar uitspraak op 25 juli 2011 (11/1837/GV) vastgesteld dat klager een forse recidivestaat heeft, maar dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een zedendelict. Volgens vaste rechtspraak is recidivegevaar op
zichzelf geen grond voor het weigeren van verlof. Het recidivegevaar wordt kennelijk afgeleid uit de omstandigheid dat er geen re-integratietraject loopt. Slachtofferconfrontatie kan worden ondervangen door als bijzondere voorwaarde op te nemen dat
klager zich niet in de omgeving van het slachtoffer zal begeven. In de uitspraak van 25 juli 2011 is gesteld dat zo lang het re-integratietraject niet is gestart, er sprake is van een contra-indicatie voor verlofverlening. Het klopt dat er een
indicatiestelling van het NIFP is ontvangen. Klager is een jaar geleden aangemeld bij een kliniek, waar klager is geweigerd voor klinische behandeling omdat hij een ontkennende verdachte is. Volgens de trajectbegeleider is er ook een intake geweest bij
de forensische polikliniek De Waag voor ambulante behandeling, maar ook daar is klager geweigerd, tenzij klager gelijktijdig met de behandeling zou worden ondergebracht in een voorziening voor begeleid wonen. Daarnaast zou er ook nog contact zijn
geweest met twee andere klinieken, maar daarover ontbreken concrete gegevens. Het is dus niet zo dat er in het kader van het re-integratietraject helemaal niks is gebeurd, maar met de stelling dat de voorbereidingen voor een behandeling in De Waag in
volle gang zijn, is wel wat teveel gezegd, ook volgens de trajectbegeleider zelf. Het afgelopen half jaar is er in ieder geval niets mee gebeurd. Eén en ander betekent dat klager afhankelijk zou zijn van de voortvarendheid waarmee het
re-integratietraject ter hand wordt genomen. Er is vooralsnog geen enkel concreet vooruitzicht dat klager voor het einde van zijn detentie effectief in een re-integratietraject zal zijn geplaatst. Dat betekent dat zolang het niet aanvangen van het
re-integratietraject als contra-indicatie voor algemeen verlof wordt gezien, klager tot aan het eind van zijn detentie verstoken zal blijven van enige vorm van verlof. Dat het re-integratietraject stilligt, is op geen enkele wijze aan klager toe te
schrijven.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft verlof aangevraagd omdat zijn vriendin zwanger is en zij samen de kinderkamer klaar willen maken. Klagers recidiverisico is hoog en het re-integratietraject is nog niet gestart, hetgeen een contra-indicatie vormt voor verlofverlening. De
politie Rotterdam heeft een negatief advies uitgebracht. Het opgegeven verlofadres is niet bezwaarlijk, maar klagers familie, vrienden en kennissen wonen evenals het slachtoffer in Rotterdam-Zuid. De politie acht de kans groot dat er een ongewenste
confrontatie met het slachtoffer plaatsvindt. De verschijning van klager zou ook maatschappelijke onrust kunnen opleveren. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft ook bezwaar tegen verlofverlening vanwege mogelijke confrontatie met het slachtoffer en
recidivegevaar. Volgens de politie zouden er eventueel voorwaarden aan het verlof verbonden kunnen worden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Schie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag vanwege het negatieve advies van het OM, de hoge score van de Risc, het delict waarvoor klager gedetineerd zit en het feit dat klager ook al is hij
bereidwillig, nog niet is behandeld daar er sprake is van een verslavingsproblematiek en wellicht een persoonlijkheidsstoornis. Hierdoor bestaat er onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van het verlof.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag vanwege confrontatiegevaar met het slachtoffer en recidivegevaar.
De politie Rotterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en geeft aan dat het verlofadres zelf niet bezwaard is, maar dat klagers familie, vrienden en kennissen in Rotterdam-Zuid wonen. Eén van de slachtoffers van de
verkrachting waarvoor klager is veroordeeld, woont ook in Rotterdam-Zuid. De politie acht de kans groot dat het slachtoffer wordt geconfronteerd met klager als hij een bezoek brengt aan zijn familie, vrienden en/of kennissen in Rotterdam-Zuid. De ernst
van het misdrijf en de bekendheid dat de dader daarvan vrij rondloopt, zou mogelijk voor maatschappelijke onrust kunnen zorgen. Na voornoemd advies heeft de politie een nieuw positief advies afgegeven onder de voorwaarden dat klager niet betrokken
raakt
bij enig incident, zich niet in Rotterdam-Zuid bevindt, indien het verlof meerdere dagen betreft in overleg een meldplicht wordt afgesproken en de politie schriftelijk op de hoogte wordt gebracht van de verlofdata en tijdstippen. Het geniet de voorkeur
van de politie om klager onder elektronisch toezicht te stellen tijdens de verlofperiode.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens verkrachting. Aansluitend dient hij eventueel twee dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan. Klagers v.i.-datum
valt
op of omstreeks 4 mei 2012.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Klager neemt deel aan het programma Terugdringen Recidive (TR). Klagers TR-begeleider heeft positief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag. Klager wordt verplicht mee te werken aan een toeleiding zorg naar een dubbele diagnosekliniek om
zich voor verslavings- en (mogelijke) persoonlijkheidsproblemen te laten behandelen. Klager is aangemeld en afgewezen door FPK Assen omdat klager een ontkennende verdachte is. Ook is klager aangemeld en afgewezen door zowel de Stichting Exodus als het
FPK De Waag. Stichting Exodus is van mening dat klagers verslavingsproblematiek voor detentie onvoldoende vertrouwen geeft dat klager middelenvrij het Exodus-programma zou kunnen doorlopen. FPK De Waag is van mening dat ondersteuning en woonbegeleiding
noodzakelijk zijn om succesvol een behandeling te kunnen volgen. Zodra klager beschikt over ondersteuning en woonbegeleiding kan hij zich weer aanmelden bij FPK De Waag. Zowel klagers reclasseringsmedewerker als TR-begeleider zijn van mening dat klager
gemotiveerd is om geholpen te worden. Dat klagers behandeling thans nog niet gestart is, is niet aan klager toe te schrijven. Het ontkennen van een delict is geen geldige contra-indicatie voor verlofverlening. De door het OM aangevoerde vrees voor
ongewenste slachtofferconfrontatie kan worden ondervangen door aan verlofverlening een bijzondere voorwaarde te verbinden, zoals een verbod om zich te begeven naar of te bevinden in Rotterdam-Zuid. Het gestelde recidiverisico en slachtofferconfrontatie
vormen derhalve onvoldoende grond voor afwijzing van het verlof. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Het
beroep is derhalve gegrond. De Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak en binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig
voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 18 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven