Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3150/GV, 9 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3150/GV

betreft: [klager] datum: 9 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Bakhuis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 september 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Klagers raadsman heeft bij brief van 3 november 2011 verzocht om
behandeling van het beroep ter zitting dan wel om hem in staat te stellen een nadere reactie te geven op het standpunt van de Staatssecretaris.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is gedetineerd in verband met het doen van onjuiste aangifte bij de Belastingdienst en valsheid in geschrifte. Op een eerder verzoek is aan klager
strafonderbreking toegestaan. Daarbij is met ingang van 24 juni 2011 de onvoorwaardelijke gevangenisstraf van klager onderbroken voor 90 dagen. Tijdens de strafonderbreking, welke eindigde op 24 september 2011, is een nieuw verzoek om strafonderbreking
ingediend. Dat verzoek is afgewezen, omdat aan klager al drie maanden strafonderbreking was verleend en hij regelingen heeft kunnen treffen met betrekking tot de voortgang van zijn onderneming. Ook stelt de Staatssecretaris dat verlenging van de
termijn
van de strafonderbreking niet mogelijk is. Klager is voornemens een herzieningsverzoek in te dienen bij de Hoge Raad. De betreffende stukken heeft klagers raadsman pas op 30 augustus 2011 ontvangen. Omdat de strafonderbreking op 24 september 2011
afliep, is klager niet in de gelegenheid geweest een en ander met zijn raadsman te bespreken, waardoor dat herzieningsverzoek ook nog niet kon worden ingediend. De advocaat-generaal heeft ingestemd met een (nieuwe) strafonderbreking. Klager dient voor
dat herzieningsverzoek in overleg te treden met (onder meer) fiscale adviseurs. Klager is van mening dat dit verzoek niet bepaald kansloos is. Bij het nieuwe verzoek om strafonderbreking is een adviesrapport van 7 september 2011 gevoegd, opgesteld door
een zelfstandig gevestigd forensisch maatschappelijk werker. Daarin wordt het grote belang van klager bij strafonderbreking onderstreept. De Staatssecretaris is bij zijn beslissing geheel voorbij gegaan aan dat advies. Klager zal, doordat hij weer in
detentie moet verblijven, schade aan zijn onderneming ondervinden. Die schade wordt voorlopig begroot op tenminste € 650.000,00. Klager is van mening dat zijn persoonlijk belang in dit geval zwaarder had moeten worden gewogen. Dat geldt temeer nu
klagers bedrijf gevaar loopt omdat inmiddels drie personeelsleden, die nu allen zijn ontslagen, hebben getracht klanten van klager over te nemen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager heeft eerder, op 26 juni 2011, een strafonderbreking verleend gekregen voor de maximale termijn van 90 dagen. Thans heeft hij om nog een strafonderbreking voor de maximale termijn verzocht. Klager had, gelet op het feit dat hem een
strafonderbreking van maximale duur was toegekend, kunnen weten dat hij niet opnieuw in aanmerking zou komen voor een strafonderbreking voor dezelfde redenen. Klager had in de eerdere strafonderbreking zijn zaken kunnen regelen en zorg kunnen dragen
voor een goede overdracht aan een zaakwaarnemer. De omstandigheid dat de advocaat-generaal instemt met een eventuele (nieuwe) strafonderbreking, betekent niet dat deze dan ook wordt toegewezen. In artikel 38 van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting (hierna: de Regeling) wordt aangegeven dat een strafonderbreking eenmalig wordt verleend. Het verzoek ware daarom ongegrond te verklaren.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Ooyerhoek Zutphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het tweede verzoek om strafonderbreking.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ’s Hertogenbosch heeft op 22 september 2011 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een (nieuwe) strafonderbreking van drie maanden.
Namens klager is op 7 september 2011 een advies van [...], forensisch maatschappelijk werker, uitgebracht strekkende tot toewijzing van het verzoek om strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klagers raadsman heeft primair verzocht om een behandeling van het beroep ter zitting van de beroepscommissie. Subsidiair heeft hij verzocht om aanhouding van de behandeling teneinde hem in de gelegenheid te stellen een reactie te geven op het
standpunt
van de Staatssecretaris.
De beroepscommissie zal beide verzoeken afwijzen. In beginsel worden alle verlofzaken, gelet op de spoedeisende aard van die beroepen, schriftelijk afgedaan. Gelet op nadere einddatum van klagers detentie en gelet op de omstandigheid dat er geen
bijzondere redenen aannemelijk zijn geworden voor een behandeling ter zitting dan wel om de afdoening van het beroep aan te houden, zal de beroepscommissie het beroep thans schriftelijk afdoen.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, wegens – kortweg – valsheid in geschrifte en het onjuist dan wel onvolledig aangifte inzake de Rijksbelastingen doen. Klagers vroegst mogelijke einddatum van
detentie valt op of omstreeks 16 december 2011.

Klager heeft, nadat hem eerder een strafonderbreking van negentig dagen is verleend op grond van artikel 38 van de Regeling, een tweede verzoek om strafonderbreking ingediend, wederom op grond van artikel 38 van de Regeling.

Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. De duur van die strafonderbreking bedraagt –
aldus artikel 35 van de Regeling – maximaal drie maanden.
Artikel 38, eerste lid, van de Regeling luidt:
Strafonderbreking kan eenmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard.

Nu aan klager reeds eerder een strafonderbreking van de maximale duur is verleend voor dringende omstandigheden van zakelijke aard, laat de Regeling geen ruimte meer voor een volgende strafonderbreking om die redenen. Gelet daarop moet worden
geoordeeld
dat de beslissing van de Staatssecretaris niet in strijd is met de wet noch dat deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven