Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1648/TB, 8 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1648/TB

betreft: [klager] datum: 8 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 24 mei 2011 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, hierna de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. A.A. van Harmelen, kantoorgenote van klagers raadsman, en namens de Staatssecretaris, [...],
werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Veldzicht, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 24 november 1992 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 30 november 1993 geplaatst in FPC Veldzicht.
Klager is op 1 april 1999 geplaatst in de longstayvoorziening van het FPC Veldzicht.
Eerdere verzoeken om (tijdelijke) overplaatsing naar een reguliere behandelafdeling van Veldzicht of een andere tbs-inrichting, dan wel naar een observatieplaats, niet zijnde het PBC, zodat kan worden nagegaan in hoeverre klager kan worden
overgeplaatst
naar een behandelinrichting c.q. overplaatsing naar een andere longstayafdeling, zijn bij uitspraken van de beroepscommissie van 12 juni 2007 (06/2646/TB) en 14 februari 2011 (10/2043/TB) ongegrond verklaard.
In het laatst vermelde beroep is het onderdeel van het beroep dat inhield dat herbeoordeling te lang uitbleef gegrond verklaard en is klager ter zake een tegemoetkoming van € 75,= per maand toegekend vanaf 1 juni 2010 tot de datum van de
herbeoordeling.
Op 1 oktober 2010 en 6 oktober 2010 zijn pro justitia rapportages uitgebracht die inhielden dat de kans op recidive onaanvaardbaar groot was en de delicten en pedofiele belangstelling niet bespreekbaar waren met klager. In verband met klagers houding,
het ontbreken van probleembesef en het geen verantwoordelijkheid willen nemen voor het delict, was er geen basis om opnieuw forensische behandeling te overwegen.
Het hoofd van FPC Veldzicht heeft op 7 oktober 2010 aangegeven geen mogelijkheden voor behandeling te zien en geadviseerd om klagers verblijf in de longstayvoorziening te continueren. Vervolgens is klager op 15 april 2011 door de Landelijke
Adviescommissie Plaatsing (LAP) gezien en is op 28 april 2011 door de LAP geconcludeerd dat het recidiverisico onverminderd hoog is en dat heropname van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is. De Staatssecretaris heeft op 24 mei 2011
beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is het vertrouwen in het personeel van FPC Veldzicht kwijtgeraakt. Het personeel heeft de onbevooroordeeldheid verloren. Als klager drie maanden lang in een andere inrichting, niet zijnde het PBC, zou kunnen worden geobserveerd, zou dit zijn
boosheid en patronen kunnen doorbreken. Nu is vanuit een negatieve situatie getracht om dit te doorbreken. Als klager op dezelfde plek zou blijven dan zou dit hem belemmeren om aan onderzoek mee te werken.
Uit de uitspraak van het gerechtshof Arnhem van 8 februari 2010, bladzijde 4, volgt dat het hof het wenselijk acht dat op klagers aanbod wordt ingegaan. Klager is bereid om met behandelaars te spreken. Uit de wettelijke aantekeningen volgt dat klager
zichzelf als slachtoffer zou zien. Hij relateert hetgeen hem zelf als vierjarige is overkomen. Hij is thuis misbruikt en vervolgens in een christelijk tehuis geplaatst, waar hij eveneens werd misbruikt. “Als je daar niet over kan praten, is het
moeilijk
om te verwerken en is het moeilijk om een stap verder te doen en tot behandeling te komen”, aldus klager.
In FPC Veldzicht heeft hij hierover gesproken met een jong vrouwelijk personeelslid. Na een paar maanden vertrekken die personeelsleden weer en dan moet je hetzelfde opnieuw met iemand anders bespreken. Men wil in Veldzicht niets met klager ondernemen.
Het is een uitzichtloze situatie. Klager heeft daar met de inrichtingsarts over gesproken en overweegt euthanasie.
Volgens de psychiater [...] dient er onafhankelijk onderzoek plaats te vinden. Klager verzoekt al jaren om onafhankelijk onderzoek. Andere behandelaars zouden zonder de oude rapportages misschien een andere frisse kijk hebben op de
behandelmogelijkheden. Klager is bereid om over de problematiek te spreken. Wel is het van belang om vanaf klagers jeugd de problematiek te bekijken.

Namens verweerder is het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager is wantrouwend en dit wantrouwen kan behandeling in de weg staan. Hij komt niet verder. Betwist wordt dat geen objectieve (her)beoordeling heeft plaatsgevonden. In alle rapporten, ook die zijn uitgebracht door externe onafhankelijke deskundigen,
wordt geadviseerd om klagers longstayplaatsing te continueren. Dat de LAP tevens de rapportages van Veldzicht heeft bekeken, wil niet zeggen dat de LAP bevooroordeeld zou zijn. De criteria voor longstayplaatsing zijn nog steeds aanwezig. Er is geen
reden om klager (tijdelijk) over te plaatsen.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 1 april 1999 in de longstayvoorziening van FPC Veldzicht te Balkbrug. De laatste jaren verblijft hij in een zogenaamde HAT-woning op het terrein van de inrichting.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de pro justitia rapportages van 1 oktober 2010 en 6 oktober 2010, waaraan klager niet heeft willen meewerken, volgt dat de kans op recidive onaanvaardbaar groot is en dat de delicten en pedofiele belangstelling niet bespreekbaar zijn. In verband
met
zijn houding en het ontbreken van probleembesef alsmede het geen verantwoordelijkheid willen nemen voor het delict, wordt er geen basis gezien om opnieuw forensische behandeling te overwegen.
Uit het verlengingsadvies van 7 oktober 2010 van het hoofd van het FPC Veldzicht volgt dat er momenteel geen behandelmogelijkheden voor klager zijn. Klager heeft aangevoerd
wel te willen spreken over zijn problematiek, maar acceptatie van daderschap, kernproblematiek en delictgedrag blijven onbespreekbaar. Hij stelt zijn slachtofferschap voorop. Naar verwachting zal dit ook op een behandelafdeling behandeling in de weg
staan. Gebrek aan behandelmotivatie, gebrek aan inzicht in de eigen problematiek en de gebleken onbehandelbaarheid van de persoonlijkheidsproblematiek maken dat voortzetting van zijn plaatsing in een longstayvoorziening geïndiceerd is.
De LAP heeft in haar advies van 28 april 2011geadviseerd om klagers longstaystatus voort te zetten.
Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Vooralsnog zijn er geen redenen gebleken klager (tijdelijk)
over te plaatsen naar een behandelinrichting voor observatie c.q. het opstarten van een behandelpoging. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. E.J. Hofstee, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven