Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2507/GB, 4 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:04-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2507/GB

Betreft: [klager] datum: 4 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.G. Vos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 augustus 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 6 oktober 2010 gedetineerd. Hij verblijft sedert 18 april 2011 in de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wenst te worden gehoord. Klager is van mening dat het Openbaar Ministerie (OM) in zijn advies niet gemotiveerd heeft aangegeven dat klagers detentiefasering een risico van
maatschappelijke
onrust, ongestoord verlof of een kans op recidive oplevert. Klagers identiteitsdocument is in de inrichting aanwezig, zodat het ontbreken van klagers identiteitsdocument niet meer aangevoerd kan worden als grond om klager niet over te plaatsen naar een
b.b.i. Indien er sprake is van vluchtgevaar dan kan dit vermeende vluchtgevaar in samenspraak met klager op andere manieren worden beperkt. Klagers identiteitsdocument zou bijvoorbeeld in beslag genomen kunnen worden of er kan een meldplicht voor
klager
worden ingesteld. Klager gaat akkoord met deze voorwaarden en hij gaat tevens akkoord met andere bijzondere voorwaarden die noodzakelijk worden geacht.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers detentiefasering omdat klager is ingesloten voor een zeer gewelddadig delict. Klager ontkent het delict. Het OM geeft aan dat er een kans bestaat op ongewenste slachtofferconfrontatie. Klager
heeft hoger beroep ingesteld. Het OM vreest voor beïnvloeding van getuigen en medeverdachten. De inrichting adviseert, gelet op het negatieve advies van het OM, eveneens negatief ten aanzien van klagers plaatsing in een b.b.i.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht te worden gehoord. Klager heeft dit echter niet toegelicht en daarom wordt het afgewezen. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.3. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, p. 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke
rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve
hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van
het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. Klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. is op grond van het negatieve advies van het OM afgewezen. Het OM vreest voor ongewenste confrontatie met slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij het door klager gepleegde delict. Het OM
is van mening dat, nu het onderzoek in hoger beroep nog loopt, de beïnvloeding van getuigen en mededaders moet worden vermeden. Gelet op het vorenstaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 4 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven