Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2467/GA, 3 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:03-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2467/GA

betreft: [klager] datum: 3 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.F.J. Beugelsdijk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 juli 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 september 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. I.F.J. Beugelsdijk, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie
Sittard.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het aantreffen van softdrugs bij een celcontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De wettelijke termijnen in beklagprocedure zijn niet in acht genomen. Klager is bovendien gehoord door medewerkers van het bureau integriteit en veiligheid (BI&V) van DJI en hiervan is proces-verbaal gemaakt. Dat stuk is van belang voor de vraag of de
opgelegde disciplinaire straf wel redelijk en billijk is. Dit proces-verbaal is namens klager opgevraagd, maar het maakt nog steeds geen deel uit van de stukken van het geding, omdat de directeur het verzoek niet heeft ingewilligd. De medewerkers van
het BI&V hebben aan klager meegedeeld dat uitgezocht wordt ‘wie klager een oor heeft aangenaaid’. Voorts heeft het afdelingshoofd zijn twijfels geuit over de vraag of klager verantwoordelijk is voor de aangetroffen softdrugs. Bovendien staat niet vast
hoeveel drugs is gevonden. Er is sprake van een dubbele straf, nu klager naar de landelijke afzondering afdeling is overgeplaatst en een disciplinaire straf is opgelegd. Klager wordt in de gelegenheid gesteld om zijn verklaring tegenover de
medewerkers,
althans de kern daarvan tegenover de beroepscommissie te herhalen. Klager verklaart dat hij tegenover de medewerkers van het BI&V geen nadere inhoudelijke mededelingen over het aantreffen van softdrugs op zijn cel heeft gedaan.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij een celinspectie is een grote hoeveelheid softdrugs in klagers cel aangetroffen. Ter zake hiervan is aan klager een disciplinaire straf opgelegd. De hoeveelheid softdrugs is aangemerkt als handelshoeveelheid. De directeur heeft het BI&V
ingeschakeld
om te laten onderzoeken hoe zo een grote hoeveelheid drugs de inrichting binnenkomt. De directeur heeft op 21 september 2011 schriftelijk inhoudelijk gereageerd over het gespreksverslag dat is opgemaakt door het BI&V. Deze reactie is ook naar klager en
diens raadsman verzonden. In het kader van het onderzoek is klager gehoord door medewerkers van het BI&V en daarvan is een verslag opgemaakt. Dit gespreksverslag is geen processtuk en het onderzoek staat los van de disciplinaire straf. Bij de oplegging
van de disciplinaire straf heeft klager het personeel beschuldigd van medeplichtigheid. De situatie in de locatie Sittard werd onhoudbaar en klager is daarom overgeplaatst. Deze overplaatsing is geen disciplinaire straf.

3. De beoordeling
Artikel 67, eerste lid, van de Pbw bepaalt dat de beklagcommissie zo spoedig mogelijk, doch binnen een termijn van vier weken gerekend vanaf het tijdstip dat het klaagschrift is ontvangen uitspraak doet, welke termijn in bijzondere omstandigheden met
ten hoogste vier weken kan worden verlengd. Namens klager is op 22 maart 2011 een pro forma klaagschrift ingediend. Op 11 juli 2011 is klager door de voorzitter van de beklagcommissie gehoord en op 25 juli 2011 heeft de beklagcommissie uitspraak
gedaan.
De beroepscommissie constateert dat niet binnen een termijn van vier weken na ontvangst van het pro forma klaagschrift uitspraak is gedaan. Zij stelt voorop dat de wetgever geen rechtsgevolgen verbindt aan overschrijding van voornoemde termijn en
tekent
aan door in het geval wordt nagelaten spoedig in vervolg op de indiening van een pro forma klaagschrift gronden tegen de beslissing van de directeur te formuleren overschrijding van de termijn van vier weken moeilijk te vermijden valt.
Het verzoek tot het voegen van een verslag van een gesprek (al dan niet in de vorm van een proces-verbaal) van de medewerkers van BI&V met klager wordt afgewezen. Voor zover een dergelijk verslag al bestaat, heeft het niet ten grondslag gelegen aan de
oplegging van de hier te beoordelen disciplinaire straf. Ten tijde van de oplegging van die straf bestond het verslag in ieder geval nog niet, omdat het gesprek toen nog niet had plaatsgevonden. Bovendien valt niet in te zien waarom een dergelijk
verslag relevant is gelet op de verklaring van klager ter zitting van de beroepscommissie dat hij aan de medewerkers van het BI&V geen nadere inhoudelijke mededelingen over het aantreffen van softdrugs op zijn cel heeft gedaan. Voor het overige is niet
aannemelijk geworden waarom eventuele resultaten van intern onderzoek naar betrokkenheid van personeel bij de invoer in de inrichting van softdrugs van belang zouden zijn voor de beoordeling van het aantreffen van soft drugs op de cel van klager.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Anders dan namens klager is aangevoerd, is plaatsing op de landelijke afzonderingsafdeling geen (dubbele) straf nu het in dit geval gaat
om
de tenuitvoerlegging van de onderliggende disciplinaire straf in een andere inrichting en daarvoor nadere eisen gelden. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 3 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven