Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1479/GA, 2 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:02-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1479/GA

betreft: [klager] datum: 2 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 mei 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Torentijd te Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 oktober 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.J. Visser, gehoord. De directeur van de locatie Torentijd heeft schriftelijk laten weten
verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft vier disciplinaire straffen van elk steeds vier dagen opsluiting in een strafcel, wegens de weigering om mee te werken aan de plaatsing in een meerpersoonscel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat hij niet in een meerpersoonscel kon verblijven. Hij heeft diabetes en moet daarvoor zeven tot acht keer per dag bloed prikken en vier keer per dag bij zichzelf insuline inspuiten. Klager heeft de daarvoor benodigde naalden en
insuline bij zich in zijn verblijfsruimte. Anderen moeten daar niet bij kunnen, dat zou onverantwoord zijn. Uiteindelijk werd het een strijd tussen klager en de directeur. Hem werden steeds weer disciplinaire straffen opgelegd. Naast de door klager
genoemde problemen voor een meerpersoonscel-plaatsing geldt ook nog dat klager bekend is met psychosen. Klager heeft contact gehad met de inrichtingspsycholoog en hem daarvan op de hoogte gesteld. Klager is van mening dat de psycholoog een
contra-indicatie had moeten afgeven voor die meerpersoonscel-plaatsing. De plaatsing in de meerpersoonscel was bovendien niet aangewezen omdat klager als boeddhist driemaal per dag mediteert en dit niet goed mogelijk is met een celgenoot. Klager
verzoekt de beroepscommissie hem, indien het beklag alsnog gegrond wordt verklaard, een redelijke tegemoetkoming toe te kennen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 11a, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kan de directeur aan een gedetineerde die in een regime van algehele gemeenschap verblijft, een voor de gemeenschappelijke onderbrenging van
gedetineerden bestemde verblijfsruimte toewijzen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht. In het tweede lid van hiervoor genoemd artikel 11a wordt een aantal contra-indicaties vermeld op grond waarvan de ongeschiktheid voor plaatsing
in
een meerpersoonscel kan worden aangenomen. De beroepscommissie stelt voorop dat de in dat tweede lid vermelde opsomming van contra-indicaties niet limitatief is en dat ook andere contra-indicaties mogelijk zijn.

Vaststaat dat de directeur in verband met klagers plaatsing op een meerpersoonscel navraag heeft gedaan bij de medische dienst van de inrichting, die op de hoogte was van klagers ziekte en de bij hem voorhanden middelen daarvoor. De inrichtingsarts
heeft op grond daarvan geen contra-indicatie afgegeven.
De inrichtingspsycholoog is door de directeur geraadpleegd in verband met de omstandigheid dat klager bekend is met psychoses en deze heeft aangegeven dat klagers geestelijke toestand geen contra-indicatie voor een meerpersoonscelplaatsing opleverde.
Klagers stelling dat hij om te kunnen mediteren niet met een ander in een verblijfsruimte zou kunnen verblijven wordt, mede bij gebrek aan een nadere onderbouwing, onvoldoende aannemelijk geacht en kan daarom ook geen contra-indicatie voor een
plaatsing
in een meerpersoonscel opleveren.
De weigering van klager om aan plaatsing in een meerpersoonscel mee te werken kon gelet op het vorenstaande aangemerkt worden als strafwaardig gedrag. De beroepscommissie acht de, voor het herhaald weigeren, opgelegde disciplinaire straffen, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, weliswaar fors, maar nu de duur van de verschillende plaatsingen is beperkt gebleven tot zestien dagen niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van
de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. U.P. Burke en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven