Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2364/JZ, 13 oktober 2011, beroep
Uitspraakdatum:13-10-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2364/JZ

betreft: [klager] datum: 13 oktober 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 29y van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) in verbinding met artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen
beroepschrift, ingediend door de vertrouwenspersoon [...], namens

[...], geboren op [1994], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 juni 2011 van de klachtencommissie bij de jeugdzorginstelling Almata te Den Dolder, verder de instelling te noemen, waarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend in verband met de vermissing van zijn
eigendommen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de voormelde instelling in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede de vertrouwenspersoon [...] om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
De uitspraak van 24 juni 2011 waarvan beroep is aan klager en de directeur toegezonden. Het beroepschrift dateert van 21 juli 2011 en is op het secretariaat van de Raad ontvangen op 22 juli 211.
Ingevolge artikel 29y Wjz in verbinding met artikel 74, eerste lid, Bjj moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak worden ingediend. Door de vertrouwenspersoon is
aangevoerd dat klager niet binnen zeven dagen beroep heeft ingesteld maar dat hij in afwachting was van een reactie van de instelling. De wet geeft geen mogelijkheid om in geval van bijzondere omstandigheden af te wijken van de zeven dagen termijn.
Klager heeft, gelet op het vorenstaande, niet tijdig beroep ingesteld.
Daarbij komt dat ook al had klager wel tijdig beroep ingesteld hij daarin niet had kunnen worden ontvangen, omdat de klacht niet valt onder het speciale klachtrecht zoals neergelegd in de artikelen 29w tot en met 29y van de Wjz.
Overigens zou klager zich opnieuw met een klacht tot de klachtencommissie kunnen
wenden.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit B.J. de Jong, voorzitter, drs. H. Heddema en prof. dr. Th.A.J. Doreleijers, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 oktober 2011

secretaris voorzitter

Naar boven