nummer: 11/1704/JZ
betreft: [klager] datum: 13 oktober 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 29y van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) in verbinding met artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen
beroepschrift, ingediend door [...], vertrouwenspersoon AKJ, namens
[...], geboren op [1992], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 17 mei 2011 van de klachtencommissie bij de jeugdzorginstelling Avenier, locatie Prisma te Harreveld, verder te noemen de instelling,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 14 september 2011, gehouden in de justitiële jeugdinrichting Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn vertrouwenspersoon [...], en namens de directeur van voormelde instelling [...], hoofd
behandeling.
De voorzitter heeft meegedeeld dat het lid prof. dr. Th.A.J. Doreleijers verhinderd is om ter zitting te verschijnen en dat hij op grond van de stukken de zaak mede zal beoordelen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de klacht en de uitspraak van de klachtencommissie
De klacht betreft de (tijdelijke) plaatsing in een instelling voor gesloten jeugdzorg zonder machtiging.
De klachtencommissie heeft de klacht formeel gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager ter zake geen tegemoetkoming toegekend.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Door de instelling is toegegeven dat klager niet zonder machtiging gesloten geplaatst kon worden en toch wordt geen tegemoetkoming toegekend.
Klagers rechtvaardigheidsgevoel is hierdoor geschonden.
Klager had bij zijn oma kunnen verblijven of in een andere open instelling geplaatst kunnen worden.
Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is juist dat klager zonder machtiging tijdelijk is geplaatst op een gesloten afdeling. Bureau jeugdzorg was niet meer bereikbaar.
Klager elders plaatsen was geen optie. Hij was betrokken geweest bij een ernstig fysiek incident, waarbij verschillende medewerkers van de instelling zijn aangevallen.
Andere instellingen zijn benaderd, maar waren niet bereid om klager te plaatsen. Klagers ouders hebben aangegeven dat zij klager niet thuis wilden hebben.
Bureau Jeugdzorg heeft op een later moment alsnog een machtiging aangevraagd.
De beslissing was in het belang van klager en in het belang van de maatschappij. Het was op dat moment de enige optie.
3. De beoordeling
Artikel 29w, eerste lid, van de Wjz bepaalt dat een jeugdige een schriftelijke klacht kan indienen bij de klachtencommissie tegen een beslissing als bedoeld in de artikelen 29h, zesde lid, tweede volzin, 29o, derde lid, 29p, tweede lid, 29q, derde lid,
en 29r, derde en vierde lid, de toepassing van artikel 29t, of een beslissing aangaande verlof als bedoeld in artikel 29v van de Wjz.
Uit artikel 29w, derde lid, van de Wjz volgt dat de klachtencommissie zo spoedig mogelijk een beslissing neemt op de klacht als vermeld in artikel 29w, eerste lid, van de Wjz.
Op grond van artikel 29y van de Wjz kan ten aanzien van een beslissing van de klachtencommissie ex artikel 29w, derde lid, Wjz beroep worden ingediend bij de beroepscommissie.
De beroepscommissie stelt voorop dat het plaatsen zonder machtiging van een jeugdige in een instelling voor gesloten jeugdzorg geen beslissing betreft als bedoeld in de artikelen 29h, zesde lid, tweede volzin, 29o, derde lid, 29p, tweede lid, 29q,
derde
lid, en 29r, derde en vierde lid, noch een toepassing is van artikel 29t, of een beslissing betreft aangaande verlof als bedoeld in artikel 29v van de Wjz.
Ter zake van een dergelijke beslissing volgt geen klacht- en beroepsmogelijkheid uit de tekst van de Wjz. Noch kan uit de Memorie van toelichting worden opgemaakt dat het de bedoeling van de wetgever zou zijn om in het kader van het speciale
klachtrecht
van de Wjz een jeugdige met betrekking tot een dergelijke beslissing een rechtsmiddel te bieden.
Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk in het beroep verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit B.J. de Jong, voorzitter, drs. H. Heddema en prof. dr. Th.A.J. Doreleijers, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 oktober 2011
secretaris voorzitter