Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2471/GV, 7 oktober 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2471/GV

betreft: [klager] datum: 7 oktober 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 juli 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager had graag een aantal zaken willen regelen voor na zijn detentie. Er wordt gesproken over maatschappelijk onrust, maar klager zou niet naar zijn woonplaats gaan. Klager heeft een koophuis. Hij kan geen andere woonhuis, makelaar of verhuizing
regelen vanuit zijn detentiesituatie. Hij moet anders noodgedwongen terug naar zijn gemeente gaan. De inrichting adviseert om zijn woonhuis te verkopen, maar klager kan nu niets regelen. Bij zijn moeder kan klager alles regelen. Het NIFP en de
rechtbank
vinden behandeling niet nodig. Klager is ontkennende verdachte. In het Bajesboek staat dat niet meewerken aan TR geen reden is voor afwijzing van verlof.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verzocht om algemeen verlof om een aantal (zakelijke) regelingen te treffen. Het wordt verstandig geacht om – voordat algemeen verlof wordt verleend – af te wachten wat de uitkomst van het hoger beroep zal zijn en of klager dan wel genegen is
aan
een onderzoek en eventueel behandeling mee te werken. Gezien de aard van het delict speelt de factor ‘maatschappelijke onrust’ ook mee in de afweging om klager vooralsnog geen verlof te verlenen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Kruisberg Doetinchem heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag mits er als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat klager zich niet in zijn woonplaats mag begeven en de wijkagent van een eventueel
verlof
op de hoogte wordt gebracht.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft negatief advies gegeven.
De politie heeft aangegeven dat er geen bezwaar is tegen het opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager die in eerste aanleg is veroordeeld, ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens – kort gezegd – verkrachting, ontucht met een wilsonbekwame c.q. ontucht met misbruik van gezag. De fictieve v.i.-datum valt op of omstreeks 3
oktober 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds
het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.

Uit het dossier volgt dat klager aan aantal zaken wil regelen voor zijn naderende invrijheidstelling. De reden voor afwijzing van het verzoek om algemeen verlof is met name gelegen in de omstandigheid dat er gevreesd wordt voor het risico voor
maatschappelijke onrust. Uit de stukken maakt de beroepscommissie op dat klager, in tegenstelling tot het vorige verlofverzoek, thans een aanvaardbaar verlofadres heeft opgegeven. Daarbij is de beroepscommissie, net als de directeur, van oordeel dat
het
risico van maatschappelijke onrust kan worden ondervangen door bij verlofverlening een bijzondere voorwaarde te stellen, namelijk een gebiedsverbod voor de gemeente [...]. Gezien het vooroverwogene is de beroepscommissie van oordeel dat de afwijzende
beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. Nu klager
inmiddels in vrijheid is gesteld, zal de beroepscommissie daarmee volstaan en de Staatssecretaris niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen.

De beroepscommissie acht, nu geen verlof meer kan worden verleend, termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt en stelt de hoogte daarvan vast op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 oktober 2011

secretaris voorzitter

Naar boven