Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2458/GB, 6 oktober 2011, beroep
Uitspraakdatum:06-10-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2458/GB

Betreft: [klager] datum: 6 oktober 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.R. van Laar, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 juli 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 3 september 2008 gedetineerd. Hij verblijft sedert 14 maart 2011 in de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is tijdens zijn detentieperiode meerdere malen overgeplaatst naar verscheidene inrichtingen. Klager heeft tevens verscheidene trainingen gevolgd tijdens zijn detentieperiode, te weten een
cova-training en een leefstijltraining. Klager dient in het kader van het programma Terugdringen Recidive (TR) een arbeidsvaardigheden training (ARVA-training) te volgen. Deze training kan echter alleen gevolgd worden in de locatie Ooyerhoek Zutphen.
Klager is bereid een ARVA-training in de locatie Zuid te volgen. Klager wenst niet overgeplaatst te worden naar de locatie Ooyerhoek Zuthpen, aangezien hij zijn detentieperiode daar als zwaar heeft ervaren. Er is derhalve geen sprake van weigering tot
deelname aan het programma TR. Indien een gedetineerde niet mee wil of kan werken aan een programma in het kader van TR gaat de detentiefasering niet verder dan plaatsing in een b.b.i. als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting dan wel plaatsing in een gesloten inrichting. Klager vraagt zich af waarom de selectiefunctionaris heeft gekozen voor het meest zware regime. Klager bevindt zich in het laatste jaar van zijn detentie. Klager is werkzaam als
reiniger en hij is lid van de gedetineerdencommissie. Klager heeft zich naar behoren gedragen en hij heeft tot op heden overal aan meegewerkt.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft zich tijdens zijn huidige detentie tweemaal onttrokken aan zijn detentie. Klager was beide keren geselecteerd voor plaatsing in een b.b.i. alwaar hij zich beide keren niet heeft gemeld. Daarnaast heeft klager een openstaande zaak. Het is
nog niet bekend wanneer deze zaak zal worden behandeld. Er zal een straf van drie maanden worden geëist. Dit betekent dat de einddatum van klagers detentie nog niet vaststaat. Klager is geen kandidaat meer voor een programma in het kader van TR,
aangezien klager zich tweemaal niet heeft gemeld in een b.b.i. Een medewerker van het programma TR heeft een gesprek gehad met klager en klager heeft aangegeven dat hij geen trainingen meer wenst te volgen. Klager ziet het programma TR als een obstakel
en wil zijn detentie doorlopen zonder zich in te zetten voor reïntegratie. Klager is op de hoogte gebracht van de consequenties. Klager komt enkel in aanmerking voor plaatsing in een gesloten inrichting of in een b.b.i. als bedoeld in artikel 20,
tweede
lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, p. 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke
rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve
hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van
het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Uit het selectieadvies blijkt dat klager het formulier ‘beëindiging deelname TR’ heeft getekend. Gelet op artikel 3, vierde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen gedetineerden die weigeren deel te
nemen aan een traject in het kader van het programma TR niet in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. Gelet hierop is de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris juist.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat klager zich tweemaal heeft onttrokken aan zijn detentie door zich niet te melden in de b.b.i. Dit vormt een contra-indicatie voor plaatsing in een b.b.i. met daaraan gekoppeld het verlenen van regimaire
verloven. Gelet op het feit dat klagers verzoek neerkomt op een verzoek tot plaatsing in een b.b.i. met regimaire verloven moet klagers bezwaar tegen de motivering van de beslissing van de selectiefunctionaris dat deze geen rekening heeft gehouden met
de mogelijkheid van plaatsing van klager in een b.b.i. zonder regimaire verloven, worden verworpen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 6 oktober 2011

secretaris voorzitter

Naar boven