Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1054/GA, 13 oktober 2011, beroep
Uitspraakdatum:13-10-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1054/GA

betreft: [klager] datum: 13 oktober 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 maart 2011 van de beklagcommissie bij de locatie De Berg te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 juli 2011, gehouden in de locatie Ooyerhoek Zutphen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.S.L. Leeflang, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur, [...].
Op verzoek van de beroepscommissie zal de directeur het verslag van de inzet op 8 december 2010 van het Interne Bijstandsteam (IBT) ten aanzien van klager aan de RSJ toesturen. De raadsvrouw heeft de gelegenheid gekregen op dit verslag te reageren.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het gebruik van buitenproportioneel geweld door het IBT tijdens de spitactie op 8 december 2010.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Toen de leden van het IBT onaangekondigd zijn cel betraden kreeg klager het bevel om te gaan liggen. Klager werd van zijn stoel geslagen en hij kreeg klappen. Toen klager vroeg wat er aan de hand was kreeg hij een vuistslag op zijn gezicht. Als gevolg
van het gebruikte geweld is klager gewond geraakt. Hij had een bult op zijn voorhoofd, gekneusde ribben, blauwe plekken op zijn arm en er kwam bloed uit zijn mond. Klagers medegedetineerde Z. heeft een kunstheup en hij is ook fors aangepakt door het
IBT. Klager was in een shock toen hij met de directeur in gesprek was. Er zijn getuigen die klager hebben horen schreeuwen. Zij hebben niet gezien wat er gebeurde. Na het gesprek met de directeur heeft klager gelucht op de luchtplaats. Het was zeer
chaotisch, want iedereen wilde bellen. Klager heeft een p.i.w.-er op de ring verzocht om een arts te mogen bezoeken. Pas na vier dagen heeft klager een beklagformulier gekregen.
De raadsvrouw acht de kans aanmerkelijk dat er door het IBT geweld is gebruikt. Zij zou graag de opstellers van het verslag willen horen en ook de andere gedetineerden, waar het IBT de cel is binnengetreden. Als daar ook geweld is gebruikt ondersteunt
dat klagers verklaring.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er was vanuit de inrichting een tip gekomen dat er een vuurwapen in de inrichting zou zijn. Er zijn namen genoemd van twaalf Antillianen die dit vuurwapen in bezit zouden kunnen hebben en die dit wapen zouden gebruiken. Uit veiligheidsoverwegingen is
besloten zonder aankondiging de cel binnen te treden. De gedetineerden werden vervolgens bevolen om op de grond te gaan liggen. De directeur is aanwezig geweest bij het binnentreden door het IBT, maar stond op enige afstand vóór klagers cel. De
directeur heeft niet gezien dat klager op de grond is gegooid. Hij heeft klager direct na het gebeurde gezien en had niet het idee dat klager gewond was. Klager was erg onder de in druk van het gebeurde. Er is geen disproportioneel geweld toegepast
door het IBT.

3. De beoordeling
Op grond van de informatie dat een poging zou worden ondernomen om met behulp van een vuurwapen de inrichting te ontvluchten, waarbij concrete namen, waaronder die van klager, zijn genoemd, heeft de directeur een zogenaamde spitactie laten uitvoeren in
de inrichting. Het IBT is een aantal verblijfsruimtes, waaronder die van klager, onaangekondigd binnengetreden.
Uit de stukken noch uit de toelichting ter zitting is gebleken dat het door het IBT jegens klager toegepaste geweld, mede gelet op de aard van de ontvangen informatie, disproportioneel zou zijn geweest. Door klager is aangevoerd dat hij zich in verband
met opgelopen letsel tot de medische dienst heeft willen wenden. De directeur heeft ter zitting verklaard dat hij direct na het optreden van het IBT met klager heeft gesproken en dat hij niet de indruk had dat klager gewond was. Voorts zijn door klager
geen medische gegevens verstrekt waaruit zou blijken dat klager zodanig letsel heeft opgelopen door het optreden van het IBT dat direct medische hulp aangewezen was.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel, hoewel zij begrijpt dat klager het hele gebeuren als zeer ingrijpend heeft ervaren, dat alle omstandigheden in aanmerking genomen, hetgeen in beroep over en weer is aangevoerd niet tot een
andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie.
De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren en de beslissing van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 13 oktober 2011

secretaris voorzitter

Naar boven