Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2071/TP, 19 maart 2002, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/2071/TP

betreft: [klager] datum: 19 maart 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 16 november 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 10 november 2001 verlengd tot 8 februari 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 10 april 2000 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal wordenverpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 17 augustus 2000. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verschillende penitentiaire inrichtingen (p.i.-en),laatstelijk in de Beveiligde Individuele Begeleidingsafdeling (b.i.b.a.) Marwei te Leeuwarden.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 9 oktober 2000 besloten tot plaatsing van klager in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug. Klager is op 29 november 2001 in de Dr. F.S. Meijerskliniek te Utrecht (hierna:Meijerskliniek) geplaatst.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de beslissing van de Minister tot verlenging van zijn passantentermijn. Hij verblijft inmiddels reeds vijftien maanden als passant in een p.i. Bij deverlengingsbeslissingen wordt naar zijn mening onvoldoende rekening gehouden met de persoon van de tbs-gestelde. Hij ontvangt slechts standaard brieven van het Ministerie van Justitie. De rechter heeft klager een korte straf met tbsopgelegd, omdat klager nog zo jong is en een heel leven voor zich heeft. Van de b.i.b.a. wordt hij alleen maar slechter. Hij wordt dagelijks geïntimideerd en bedreigd. Hij ervaart zijn verblijf op de b.i.b.a. als heel naar. Voorzijn detentie wist klager niets van criminele activiteiten; op de b.i.b.a. kan hij zich niet afsluiten voor de intimiderende verhalen van zijn medegedetineerden. Klagers familie gaat hier ook aan onderdoor. Bovendien blijkt er nusprake te zijn van het feit dat klager het syndroom van Munchhausen heeft. Gezien het verschil van mening tussen de psycholoog en de psychiater die door de rechtbank waren aangesteld, had klager nooit veroordeeld mogen worden. Integenstelling tot hetgeen vermeld in een eerdere beschikking van de beroepscommissie is klager nooit bezocht door een psycholoog van de Meijerskliniek. Gezien de onredelijke gang van zaken gaat klager zijn medewerking verlenen aaneen televisieprogramma dat de wantoestanden in de tbs-wereld aan de orde zal stellen. Klager komt graag in aanmerking voor het tegemoetkomingsvoorstel dat hem in een eerdere verlengingsbeschikking is gedaan. Hij heeft daar opgereageerd, maar vervolgens niets meer vernomen.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn. Klager is tijdig, namelijk op 7 november 2001, gehoord. Het hoorverslag dateert van 7 november 2001. De verlengingsbeslissing is aan klager meegedeeld bij brief van 8 november 2001. Deze is eerstop 12 november 2001 aan klager uitgereikt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon ten tijde van de bestreden beslissing wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Klager verbleef toen vijftien maanden als passant in eenp.i. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is. Wel is aan klager terzake een tegemoetkomingsvoorstel gedaan.
Er bestond geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Klager verbleef op een i.b.a. van de p.i. Niet is geblekendat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moest worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen daaromtrentontvangen. Uit het verslag van horen d.d. 7 november 2001 kwam naar voren dat klager goed in zijn vel zat en redelijk berustte in zijn situatie. Gezien klagers plaatsing in de Meijerskliniek d.d. 29 november 2001 was er geenForensische Psychiatrische Dienst (FPD) bereid de Minister te berichten omtrent de vraag of een voortgezet verblijf van klager in de p.i. nog verantwoord was met het oog op zijn psychische conditie.

4. De beoordeling
Klager is op 7 november 2001 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 10 november 2001 is verstreken. Vervolgens is hij bij brief d.d. 8 november 2001 geïnformeerd over de verlenging daarvan. Deze brief is eerst op12 november 2001, derhalve na het verstrijken van de passantentermijn, aan klager uitgereikt.
Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in de artikel 54, tweede lid, Bvt neergelegde informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op formele grond teworden vernietigd.

Klager dient, gelet op het hiervoor overwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,-.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van de bestreden beslissing vijftien maanden als tbs-passant in een p.i. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit gevalals onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn ook op materiële gronddient te worden vernietigd.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing.
Nu de rechtsgevolgen van de tevens op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager ook terzake een tegemoetkoming te worden geboden.

De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,- per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een p.i. twaalf maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk isverwezenlijkt (29 november 2001), met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,- per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op zowel formele als materiële grond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
a) € 50,- en
b) € 600,- per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een p.i. twaalf maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt (29 november 2001), met dien verstande dat ditbedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,- per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 19 maart 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven