Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2930/SGB, 16 september 2011, schorsing
Uitspraakdatum:16-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2930/SGB

Betreft: [klager] datum: 16 september 2011

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. R.A.J. Verploegh, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris d.d. 16 juli 2011, strekkende tot plaatsing in de gevangenis van
de p.i. Alphen aan den Rijn.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van bezwaarschrift d.d. 19 juli 2011, de beslissing op het bezwaarschrift d.d. 1 augustus 2011, het op 9 augustus 2011 bij de Raad ontvangen beroepschrift, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de
selectiefunctionaris d.d. 14 september 2011.

1. De standpunten van verzoeker en de selectiefunctionaris
Namens verzoeker is aangevoerd dat er nieuwe omstandigheden zijn. Zakelijk weergegeven komen die op het volgende neer.
Het rapport van 13 juli 2011 vermeldt dat de gemeten stof Morfine is. Bij de stukken van het beroep is een rapport gevoegd van 25 augustus 2011 van “MVZ für Mikrobiologie, Labordiagnostik & Hygiene Dessau GmbH”. Dit rapport vermeld als conclusie dat in
een late fase van afscheiding na maandzaad inname, zij niet verwachten om Codeine-6-Glucuronide te detecteren in deze concentraties. De resultaten zijn indicatief voor codeineconsumptie. Nu het laboratorium stelt dat zij niet “verwachten”, betekent dit
dat het wel kan dat sprake is van maandzaadconsumptie. Dat de resultaten indicatief zijn voor codeineconsumptie sluit de inname van maandzaak ook niet uit.
Ten tweede is bij de afname van het urinemonster gebruikgemaakt van voorbestickerde buisjes. Dat is in strijd met het bepaalde in artikel 5 (de voorzitter leest artikel 2, vijfde lid) van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen. Nu bij de
afname van de urine niet door verzoeker stickers met een uniek registratienummer of code op de buizen is geplakt, heeft de urinecontrole niet op de juiste wijze plaatsgevonden.

De selectiefunctionaris verwijst voor het standpunt ten aanzien van het schorsingsverzoek naar de eerdere verweerschriften. Ten aanzien van het argument onjuist afnemen van een urinecontrole wordt aangenomen dat verzoeker zich heeft gewend tot de
commissie van toezicht bij de inrichting.

2. De beoordeling
De voorzitter overweegt allereerst dat verzoeker vraagt om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de selectiefunctionaris die reeds onderwerp is geweest in eerdere schorsingsprocedures (kenmerk 11/2657/SGB van 19 augustus 2011 en
11/2803/SGB van 2 september 2011). Het verzoek is in de zaak 11/2657/SGB afgewezen en verzoeker is in de zaak 11/2803/SGB niet-ontvankelijk in zijn verzoek verklaard. In beginsel wordt een verzoeker bij een herhaald en gelijkluidend verzoek
niet-ontvankelijk verklaard in dat verzoek. Dit is slechts anders, indien zou zijn gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden die niet eerder bekend waren. Dit is niet het geval. Verzoeker zal dus niet ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek.

3. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek.

Aldus gegeven door A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris op 16 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven