Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1574/GB, 15 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:15-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1574/GB

Betreft: [klager] datum: 15 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 mei 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 5 juni 2008 gedetineerd. Hij verbleef in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel. Op 27 april 2010 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Zoetermeer, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het verzoek om overplaatsing naar een b.b.i. is afgewezen omdat het Openbaar Ministerie (OM) negatief heeft geadviseerd. Het acht het belang van klager om zich aan de executie te onttrekken groot, tenzij klager bereid zou zijn een waarborgsom te
storten. Voor klager is niet duidelijk om welk bedrag het zou gaan. Klager is betrokken bij een strafzaak met meer verdachten, waarbij hen wordt verweten beleggers te hebben opgelicht tot een bedrag van € 19.000.000,=. Klager heeft steeds ontkend
betrokken te zijn geweest bij deze zaak. Desondanks is hem in eerste aanleg een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd en zijn vorderingen van benadeelde partijen toegewezen ter hoogte van € 13.849.942,06. In hoger beroep is eenzelfde uitspraak gedaan.
Klager heeft tegen de uitspraak van het gerechtshof beroep in cassatie aangetekend. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat er gelden van beleggers bij klager terecht zouden zijn gekomen. Daarnaast heeft klager in Nederland een vrouw en een kind en hij
kan na zijn invrijheidstelling hier weer aan de slag. Klagers voorlopige hechtenis is eerder, van 28 november 2008 tot 11 januari 2010, geschorst geweest en klager heeft zich gedurende die schorsing steeds aan de daaraan verbonden voorwaarden gehouden.
Hij verblijft sinds 19 januari 2010 weer in voorlopige hechtenis. Voor zover aan klager bekend is, verblijven twee medeverdachten wel in een b.b.i. Kennelijk is het advies van het OM enkel gebaseerd op de veroordeling van klager tot betaling en dan met
name op de hoogte van het te betalen bedrag. De eis van een waarborgstelling is evenwel bij die medeverdachten die thans doorgefaseerd zijn, kennelijk niet gesteld. Klager beschikt overigens ook niet over de middelen om een dergelijke waarborg te
kunnen
geven. Klager heeft het idee dat de fasering gebruikt wordt als drukmiddel. Klagers paspoort is in beslag genomen door het OM op 4 juni 2008. Het ontbreken daarvan was voorheen nooit een probleem of beletsel. Klager heeft tijdens zijn verblijf in de
locatie Westlinge vele malen regimair verlof verleend gekregen terwijl hij ook toen niet over zijn paspoort beschikte. Klager zal zich niet aan zijn detentie onttrekken omdat hij er belang bij heeft zijn partner, die een medische aandoening heeft, bij
te kunnen staan. Klagers plaats is daarom bij zijn gezin. Klager heeft ingestemd met een TR-traject. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij geen bezwaren heeft tegen interventies maar tegen de omstandigheid dat deze slechts mogelijk zouden zijn als hij
de
aan hem ten laste gelegde feiten zou erkennen. Klager heeft tijdens zijn detentie aangetoond een modelgedetineerde te zijn. Hij is gebaat bij een fasering, waardoor hij een vaste baan kan vinden en legaal inkomen kan genereren voor zijn gezin.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om overplaatsing naar een b.b.i. is afgewezen omdat aan hem een gevangenisstraf van vijf jaar is opgelegd en een vordering van benadeelde partijen is toegewezen tot een bedrag van ruim 13,5 miljoen euro, bij gebreke van betaling en
verhaal te vervangen door één jaar hechtenis. Omdat klager een groot bedrag zou moeten betalen, bestaat de vrees voor onttrekking aan detentie. Daarom heeft het OM negatief geadviseerd, met de restrictie dat er geen bezwaar is indien klager een
waarborg
voor dit bedrag zou geven. Daarnaast heeft ook de inrichting negatief geadviseerd ten aanzien van detentiefasering. Enerzijds in verband met het negatieve advies van het OM en anderzijds omdat klager niet beschikt over een geldig legitimatiebewijs.
Klagers paspoort is ingenomen door de FIOD. Tenslotte valt uit het TR-rapport te lezen dat aan klager een interventie is aangeboden maar dat dit bij klager op grote weerstand stuitte. Klager is niet gemotiveerd om aan interventies deel te nemen. De
omstandigheid dat klager tijdens deze detentie een strafonderbreking heeft gehad, wil niet zeggen dat klager in de toekomst met vrijheden om kan gaan. Deze vrijheden heeft hij immers genoten voordat hij was veroordeeld en voordat hij wist dat hij de
benadeelden schadeloos diende te stellen. Klagers situatie is thans een heel andere.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, p. 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke
rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve
hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van
het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Het bezwaar van het OM tegen detentiefasering is, zo verstaat de beroepscommissie dit advies, gegrond op de vrees dat klager zich aan zijn detentie zal onttrekken en ook aan de hem opgelegde verplichting om de toegewezen vorderingen van de
benadeelde partijen te voldoen. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris dit advies ten grondslag heeft kunnen leggen aan zijn beslissing. Anders dan klager stelt, is niet aannemelijk kunnen worden dat het feit dat klager ontkent
in zijn strafzaak in dezen als drukmiddel wordt gebruikt om klager niet in aanmerking te laten komen voor TR dan wel voor detentiefasering. Gelet daarop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven