Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2058/SGA, 7 juli 2011, schorsing
Uitspraakdatum:07-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2058/SGA

Betreft: [klager] datum: 7 juli 2011

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. R.T.A.G. Keller, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Boschpoort Breda.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 29 juni 2011, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien
dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 29 juni 2011 om 07.45 uur en eindigend op 13 juli 2011 om 07.45 uur, wegens betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde waarbij buitenproportioneel geweld is gebruikt en die medegedetineerde
zodanig is verwond dat hij zich heeft moeten laten behandelen in het ziekenhuis.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 3 juli 2011 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 5 juli 2011.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Door en namens verzoeker is - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat er een meningsverschil heeft plaatsgevonden met een medegedetineerde (zijn celgenoot) dat is geëscaleerd. Die medegedetineerde heeft klager uiteindelijk in de afdelingskeuken een
vuistslag in het gezicht gegeven. Verzoeker heeft hierop een klap teruggegeven op zijn kaak. Die medegedetineerde is vervolgens uit evenwicht geraakt en met zijn hoofd op de marmeren vloer van de keuken beland. Dit is ook gezien door een personeelslid.
Verzoeker is van mening dat de medegedetineerde moet worden aangemerkt als agressor. Verzoeker is vervolgens ingesloten en pas de volgende ochtend, ongeveer 15 uur later, gehoord door de directeur. Hij heeft een en ander toen aan de directeur
uitgelegd.
Desondanks is hij disciplinair gestraft met de maximaal mogelijke straf. Aangezien verzoeker al vanaf 28 juni 2011 in de strafcel is geplaatst terwijl hij de directeur pas op 29 juni 2011 heeft gesproken, is verzoeker niet gehoord voordat hem de
maatregel is opgelegd en bestaat er ook een formele grond op grond waarvan de beslissing zich leent voor vernietiging. Verzoeker is verder van mening dat die beslissing niet redelijk en billijk kan worden geacht. Hij heeft slechts zichzelf verdedigd
nadat hem een klap was gegeven. Volgens verzoeker was er geen sprake van disproportioneel geweld van zijn zijde. De omstandigheid dat de medegedetineerde ongelukkig terecht is gekomen kan daarvoor geen grond zijn. Om die reden wordt verzocht de
tenuitvoerlegging van de opgelegde disciplinaire straf geheel dan wel gedeeltelijk te schorsen.

De directeur heeft onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht. Verzoeker is betrokken geweest bij een vechtpartij met zijn celgenoot. Een personeelslid heeft gezien dat er tussen beide gedetineerden onenigheid was en dat de
medegedetineerde naar verzoeker heeft geslagen en dat verzoeker daarop reageerde. Dat personeelslid sloeg alarm en is naar beide gedetineerden gegaan. Vervolgens is verzoeker door dat personeelslid, met behulp van medegedetineerden gekalmeerd en beide
gedetineerden zijn daarna in bewaardersarrest geplaatst. Bij de medegedetineerde bleek dat er sprake was van een gebroken neus en een breuk aan de oogkassen. Verzoeker is niet degene geweest die is begonnen met de vechtpartij. Hij heeft echter wel
geweld gebruikt, hetgeen niet is toegestaan. Uit de verwondingen van de medegedetineerde kan worden geconcludeerd dat er geen sprake was van zelfverdediging maar van gericht geweld. Daarnaast kon verzoeker enkel gekalmeerd worden door meerdere
personen.
Het bewaardersarrest heeft langer dan de toegestane 15 uur geduurd, de termijn is met korte tijd overschreden. Beide gedetineerden zijn voor dit voorval gelijkelijk bestraft.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift, dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan het beroep op zelfverdediging (noodweer) niet slagen. Weliswaar is - nog steeds naar het
voorlopig
oordeel van de voorzitter - aannemelijk dat verzoeker als eerste een klap heeft ontvangen maar het was niet noodzakelijk dat hij terugsloeg. Hoewel kan worden vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het zogenaamde bewaardersarrest was verstreken
voordat verzoeker werd gehoord door de directeur, is dit - ook hier nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - niet een zodanig gebrek, dat dit een toewijzing van het verzoek zou kunnen rechtvaardigen. De voorzitter begrijpt dat
verzoeker
zich er tevens over beklaagt dat hij niet is gehoord voorafgaand aan de maatregel van bewaardersarrest. Met verwijzing naar artikel 24, vierde lid, in verbinding met artikel 57 van de Pbw is horen voorafgaand aan een bewaardersarrest niet vereist. Dat
verzoeker voorafgaand aan de oplegging van de disciplinaire straf is gehoord, blijkt – nog altijd naar het voorlopig oordeel van de voorzitter- uit de zinsnede “na door mij te zijn gehoord” in de schriftelijk mededeling.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 7 juli 2011.

secretaris voorzitter

Naar boven