Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0185/GV, 14 maart 2001, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2001

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/185/GV

betreft: [klager] datum: 14 maart 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een door de Minister van Justitie (de Minister) doorgestuurd en op 21 januari 2002 bij het secretariaat vande Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.L.O. van de Waarsenburg, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 10 januari 2002 van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroepschrift als volgt toegelicht.
Klager is wel teruggekeerd van het verlof op 4 februari 2000, namelijk in mei 2000. Hij verblijft sinds 1 november 2001 in de penitentiaire inrichting (p.i.) te Zutphen. Hij is al geruime tijd clean en het bureau selectie- endetentiebegeleiding merkt op dat hij goed meedraait op de afdeling. De p.i. heeft positief geadviseerd op de verlofaanvraag. Het is de bedoeling dat voor klager na afloop van zijn detentie via de reclassering een klinischbehandelingstraject bij Kairos op poten wordt gezet. Hij is hiervoor gemotiveerd. Het is voor klager van groot belang dat hij zich bij zijn maatschappelijke integratie mede gesteund weet door zijn vriendin en hun kinderen. Het isderhalve belangrijk dat hij de gelegenheid krijgt om hen thuis in Nijmegen te zien, ter bevordering van het wederzijds vertrouwen. Ter onderbouwing van het beroep zijn enige stukken uit de strafzaken meegestuurd, alsmede hetproces-verbaal van het rogatoir verhoor van klager door de beklagcommissie bij het huis van bewaring te Arnhem.
In het door de Commissie van Toezicht bij de locatie Ooyerhoek te Zutphen doorgestuurde klaagschrift d.d. 15 januari 2002 heeft klager het volgende aangevoerd. Hij komt sinds 1985 in aanraking met justitie en is dus recidivist. DeMinister wijst op een harddrugverslavingsproblematiek bij klager, terwijl hij daar al vijf jaar vanaf is. Het bureau selectie- en detentiebegeleiding adviseerde klager om een verlofadres op te geven in een andere plaats, omdat depolitie te Nijmegen negatief had geadviseerd over zijn verlofadres. Dit heeft hij gedaan en het was telefonisch goedgekeurd. Klager is sinds 1985 meermalen met verlof geweest en dit is steeds goed verlopen. Hij is jaren geleden driekeer niet teruggekeerd, maar verloven daarna zijn weer goed verlopen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Verwezen wordt naar de brief van 11 december 2001 waarin klagers vorige verlofaanvraag is afgewezen. De daarin vermelde argumenten gelden nog onverkort. Klager is sinds 1985 bekend met recidive. Hij heeft sedert 1990 elk jaar één ofmeerdere malen in detentie verbleven. De delicten werden steeds erger. Proeftijden en bijzondere voorwaarden vormden geen beletsel voor hem. Hij is vijfmaal niet teruggekeerd van enige vorm van verlof. Ten aanzien van klager issprake van een heroïne- en cocaïneverslaving. Mede gelet hierop adviseerde de politie negatief. De Minister heeft gezien het bovenstaande geen vertrouwen in een goed verloop van een verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de Verslaafden begeleidingsafdeling (VBA) Zutphen geeft op 26 november 2001 een positief advies. Klager is op 1 november 2001 als gemotiveerde kandidaat op de VBA geplaatst. Hij draait goed mee in de groep. Driemaalper week wordt bij klager een urinecontrole gehouden; deze lieten tot dan toe een negatieve score zien.
De officier van justitie bij het parket te Arnhem heeft eerder al aangegeven akkoord te gaan met het gevraagde verlof.
De politie van het district stad Nijmegen heeft op 10 december 2001 aangegeven dat klager volgens de gemeentelijke basisadministratie nimmer op het door hem opgegeven verlofadres te Nijmegen heeft gewoond. Daar woont een mevrouw diein de administratie van de politie Gelderland-Zuid voorkomt. Klager is wel al vaker door de politie op dit adres aangetroffen. Volgens de bewoonster zou hij daar regelmatig verblijven c.q. slapen. Gezien de ernst en deveelvuldigheid van de gepleegde feiten, het ontbreken van enig belang bij een bezoek aan voornoemde vrouw en haar kinderen, het in het verleden geconstateerde drugsgebruik en de omgang met inwoners van Nijmegen met veel antecedentengezien in combinatie met de druk op de politie met het oog op de jaarwisseling en de invoering van de Euro, lijkt het de politie niet wenselijk dat het verzoek van klager wordt ingewilligd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek terzake van diefstal met braak meermalen gepleegd, de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van zes maanden en een gevangenisstraf vanvier maanden terzake van diefstal met braak en een poging hiertoe. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 20 mei 2002. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van zes weken te ondergaan.

Het beroep is gericht tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Gelet op de veelvuldige en recente recidive van klager, binnen een half jaar na de einddatum van zijn vorige detentie in november 2000, is er gevaar voor recidive tijdens het verlof aanwezig. Daarbij betrokken het gegeven dat klagertijdens zijn vorige detenties vanaf 1990 vijfmaal niet is teruggekeerd van een verlof, laatstelijk op 4 februari 2000, is de beroepscommissie van oordeel dat ook de afwijzing van deze verlofaanvraag niet in strijd is met de wet en,bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) evenminals onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Zij overweegt hierbij dat het aangevoerde behandelingstraject na klagers detentie niet is ondersteund met enige stukken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 14 maart 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven