Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3264/GA, 3 oktober 2011, beroep
Uitspraakdatum:03-10-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3264/GA

betreft: [klager] datum: 3 oktober 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 september 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 april 2011, gehouden in de p.i. Hoogeveen, is klager gehoord.
Klagers raadsman, mr. J.P.A. van Schaik, en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.
Van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is verslag opgemaakt dat is gezonden aan klager, zijn raadsman en de directeur. Klager, de raadsman en de directeur zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk nog naar voren te brengen hetgeen zij in het
kader van het beroep van belang achten. Klagers raadsman heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering om aan klager toestemming te geven voor het in de verblijfsruimte onder zich houden van een laptop en USB-sticks.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt mondeling en schriftelijk toegelicht. Klager stelt dat hem de gevraagde mogelijkheid zou moeten en kunnen worden geboden. In een inrichting waar hij eerder verbleef, heeft hij
van de directeur wel een laptop ter beschikking gekregen.

De directeur heeft schriftelijk gereageerd op het opgemaakte verslag van de behandeling van het beroep op 5 april 2011.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat de enkele omstandigheid dat aan klager in een eerdere inrichting wel een laptop ter beschikking is gesteld, niet betekent dat die laptop dan ook in een andere inrichting ter beschikking moet worden gesteld. De
directeur van de inrichting waar klager verblijft zal steeds op een dergelijk verzoek een eigen belangenafweging dienen te maken en naar aanleiding daarvan te beslissen.
De vraag die ter beantwoording voorligt is onder welke omstandigheden een gedetineerde toestemming kan – en in bepaalde gevallen zou moeten – worden verleend voor het onder zich houden van computerapparatuur (een laptop en USB-sticks).
Voorop moet worden gesteld dat in artikel 4.5.1.1 van de Regeling Model Huisregels (hierna de Regeling) - onder “Verboden voorwerpen” - computerapparatuur niet staat vermeld, noch dat die apparatuur staat vermeld op de in artikel 4.5.1.2 – onder
“Toegestane voorwerpen” – van de Regeling genoemde lijst. Dat betekent dat de directeur bij het nemen van de beslissing op een verzoek van een gedetineerde om dergelijke apparatuur onder zich te mogen houden, een belangenafweging dient te maken.
In eerdere rechtspraak heeft de beroepscommissie uitgemaakt dat de directeur een preventief gehechte gedetineerde in de gelegenheid dient te stellen zich adequaat voor te kunnen bereiden op de behandeling van zijn strafzaak, ook als dit betekent dat
hij
– omdat het strafdossier digitaal is aangeleverd – daarvoor gebruik dient te maken van computerapparatuur. In dit geval is klager inmiddels onherroepelijk veroordeeld en hij heeft aangegeven de computerapparatuur te willen gebruiken ter voorbereiding
van de verdediging in een tegen hem lopende ontnemingszaak, een aantal civiele procedures en de behandeling van een door hem ingediende klacht bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
Naar het oordeel van de beroepscommissie dient een gedetineerde in een geval als het onderhavige, waar de dossiers digitaal zijn aangeleverd, overeenkomstig de hiervoor genoemde mogelijkheid om zich voor te kunnen bereiden op de behandeling van de
strafzaak, toegang te kunnen hebben tot zodanige apparatuur, opdat hij zich adequaat kan voorbereiden op de aanhangige procedures. De omstandigheid dat hij inmiddels onherroepelijk is veroordeeld, maakt dit niet anders.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de directeur de gedetineerde voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om zich, met gebruik van computerapparatuur, op die procedures voor te bereiden. De beroepscommissie beantwoordt deze vraag
in het geval van klager bevestigend aangezien uit de verklaring van de directeur blijkt dat klager in de gelegenheid is gesteld om gedurende vijf dagen per week twee tot drie uur per dag gebruik te maken van een inrichtingscomputer, waarbij hij tevens
gebruik mag maken van een USB-stick. Klager heeft aangegeven dat hij slechts toegang tot de onderwijscomputer zou kunnen krijgen tijdens de arbeidstijd en dat hij dan geen gelegenheid krijgt om deel te nemen aan de arbeid. De directeur heeft dit
weersproken door te stellen dat klager ook op andere momenten, tijdens het activiteitenblok, gebruik kan maken van de inrichtingscomputer, maar van die mogelijkheid geen gebruik heeft willen maken. Waar klager heeft aangevoerd tijdens de voor de
nachtrust bestemde uren gebruik te willen maken van de laptop in de eigen verblijfsruimte geldt dat dit standpunt, hoe begrijpelijk ook, geen aanleiding voor de directeur behoefde te zijn om het onder zich houden van een laptop toe te staan. Immers,
van
de noodzaak meer uren toegang te krijgen tot de in de inrichting aanwezige computerapparatuur, dan waartoe klager reeds in de gelegenheid is gesteld, is niet gebleken.
Het vorenstaande bezien in onderling verband en onderlinge samenhang, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen het verzoek van klager om computerapparatuur onder zich te houden, af te wijzen. Het
beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 oktober 2011

secretaris voorzitter

Naar boven