Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2079/GB, 15 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:15-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2079/GB

Betreft: [klager] datum: 15 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P.C.M. van Es, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 juni 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Haaglanden ongegrond verklaard.

2.1. De feiten
Klager is sedert 23 maart 2011 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. van de locatie De Schie te Rotterdam. Vanuit dat h.v.b. is klager overgeplaatst naar het h.v.b. van het PPC Amsterdam, waarna hij is teruggeplaatst naar het
h.v.b. van de locatie De Schie. Bij selectiebeslissing van 14 juni 2011 is klager overgeplaatst naar het h.v.b. van het PPC Haaglanden te Scheveningen. Op 9 september 2011 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de locatie Zoetermeer, waar een regime
van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager betwist de juistheid van de beslissing van de selectiefunctionaris, waar deze inhoudt dat klagers verblijf in een regulier regime niet langer gewenst zou zijn. Het functioneren van klager in de locatie De Schie, dat ten grondslag ligt aan de
bestreden beslissing, wordt op geen enkele wijze onderbouwd met enig concreet voorbeeld. Klager ontkent het hem verweten gedrag en kan de beschrijving over zijn functioneren niet plaatsen. Er heeft zich tijdens zijn verblijf in De Schie slechts een
incident voorgedaan, welk incident overigens niet aan klager kan worden verweten. De stellingen van de selectiefunctionaris worden niet vermeld in het selectieadvies en zij worden door klager ontkend. Klager heeft tijdens zijn verblijf in de locatie De
Schie nooit een onderhoud met de inrichtingspsycholoog / gedragsdeskundige gehad. Dit is tegen het uitdrukkelijk advies van de gedragsdeskundige van de FOBA in. Klager is daarom van mening dat de bestreden beslissing onzorgvuldig is genomen. Klager wil
op het beroep worden gehoord en verzoekt de beroepscommissie hem een tegemoetkoming toe te kennen voor de tijd dat hij ten onrechte in het PPC Haaglanden heeft moeten verblijven. Klager legt aan de beroepscommissie het rapport van de behandelend
gedragsdeskundige van het PPC Amsterdam over.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager wordt op 10 juni 2011 door de directeur van de locatie De Schie voorgesteld voor overplaatsing naar een PPC. Klager was toen afkomstig uit het PPC Amsterdam. Klager verbleef in De Schie op de EZV-afdeling. Klager gedroeg zich vreemd op de
afdeling, waardoor medegedetineerden ontregelen en zich angstig voelen. Klager maakt een onberekenbare indruk. Uit de indicatiestelling blijkt dat klager contact weigert met de inrichtingspsycholoog/psychiater. Er bestaat een sterk vermoeden van
psychiatrische problematiek en klager overstijgt de zorgvraag van de EZV-afdeling. Op 14 juni 2011 wordt daarom besloten klager te selecteren voor het PPC Haaglanden, tegen welke beslissing klager bezwaar heeft aangetekend. Klager ontkent het in De
Schie vertoonde gedrag. Weliswaar was er een advies van het PPC Amsterdam om klager in een reguliere inrichting te plaatsen, maar daar bleek klager niet te handhaven. Daarom is ervoor gekozen klager andermaal in een PPC te plaatsen.

4. De beoordeling
4.1. Nu klager geen gronden heeft aangevoerd waarom hij gehoord wil worden en de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, zal zij het verzoek om het beroep mondeling toe te lichten afwijzen.

4.2. In artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt bepaald dat in een PPC gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie:
“a. in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd; b. in verband met de vraag of forensische zorg is
geïndiceerd, nadere observatie is vereist.”
De toelichting op deze bepaling geeft aan dat de PPC’s worden aangewezen als huis van bewaring en als gevangenis (op grond van artikel 9 van de Pbw) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven (op grond van
artikel
14 van de Pbw).

4.3. De beslissing tot plaatsing of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15 van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen. In de toelichting op artikel 20c van de Regeling wordt daarover het volgende aangegeven:
“Daaraan voorafgaand brengt de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uit over de behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch
overleg van de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.”

4.4. Uit het selectieadvies van de locatie De Schie van 10 juni 2011 volgt dat klager tijdens zijn verblijf op de Extra Zorg Voorziening (EZV) problematisch gedrag heeft vertoond. Zo provoceerde hij zijn medegedetineerden, hij liet zich niet sturen
door het personeel, klager sprak in zichzelf, hij deed zijn behoefte in de douche en was verbaal agressief naar medegedetineerden. Voorts is in de bijlage bij voornoemd advies een Indicatiestelling gevoegd. Hierin is onder meer aangegeven dat er een
sterk vermoeden bestond dat er psychiatrische problematiek aanwezig is en dat klager contact met een psycholoog/psychiater weigert. Voorgesteld wordt om klager over te plaatsen naar een PPC.
De beroepscommissie komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot overplaatsing naar een PPC. De omstandigheid dat klager nadien kennelijk weer in aanmerking kwam voor
plaatsing
in een regime van beperkte gemeenschap, kan dit oordeel niet anders maken. De beroepscommissie beslist dan ook als volgt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven