Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2171/GB, 21 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:21-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2171/GB

Betreft: [klager] datum: 21 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Urcun, namens

[klager], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 juli 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Alphen aan den Rijn ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 27 september 2010 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de locatie Zoetermeer. Op 15 juni 2011 is hij geplaatst in de gevangenis Alphen aan den Rijn, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris stelt dat een afweging dient te worden gemaakt tussen het belang van klager en de verantwoordelijkheid om de maatschappij te beschermen. De selectiefunctionaris heeft het
belang van de bescherming van de maatschappij laten prevaleren. Klager is van mening dat aan zijn resocialisatie net zoveel waarde moet worden gehecht als aan de bescherming van de maatschappij. Een detentieperiode heeft een grote impact op iemands
persoonlijkheid. De detentieperiode dient zorgvuldig afgebouwd te worden. Met de beslissing klager te plaatsen in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap in plaats van in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting ((z.)b.b.i.) wordt
hieraan
voorbijgegaan. Klager komt binnenkort vrij. Klager zal moeten wennen aan zijn vrijheid en hij zal moeten leren hoe hij zijn leven moet gaan invullen. Klager dient in een (z.)b.b.i. geplaatst te worden, zodat hij kan ervaren hoe hij met de situatie na
zijn detentie dient om te gaan. Klager zal zijn ervaringen kunnen bespreken in een (z.)b.b.i., waar klager de juiste begeleiding krijgt. Klager wordt op deze manier het best voorbereid op zijn terugkeer in de samenleving. De selectiefunctionaris is
ervan uitgegaan dat klagers verlofadres nabij de plaats van het delict is. Dit hoeft echter niet het geval te zijn. Klager is bereid om tijdens zijn verloven te verblijven op een verlofadres dat niet nabij de plaats van het delict is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Bij de plaatsing van klager in de gevangenis Alphen aan den Rijn is rekening gehouden met klagers voorkeur. Klager komt gelet op het feit waarvoor hij is veroordeeld, de negatieve adviezen van het Openbaar Ministerie (OM) en de politie en het advies
van
de inrichting niet in aanmerking voor plaatsing in een (z.)b.b.i.
Klager wil tijdens zijn verloven verblijven bij zijn moeder. Het OM heeft bezwaar tegen de regimaire verloven vanwege de kans op ongewenste confrontatie met de slachtoffers. De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofadres.
Klagers moeder heeft aangegeven dat klager welkom is. Zij is echter bang voor een confrontatie met klagers broer die bij haar inwoont. Indien hierdoor een onhoudbare situatie ontstaat, dient klager het huis van zijn moeder te verlaten. Er kan sprake
zijn van een aanvaardbaar verlofadres, indien dit adres niet nabij de plaats van het delict is. Er is nog geen reïntegratieplan gemaakt, waardoor klagers recidiverisico nog onbekend is. De selectiefunctionaris heeft contact gehad met de gevangenis
Alphen aan den Rijn en het blijkt dat klager op 13 juli 2011 een positieve beslissing heeft gehad omtrent zijn betwiste verlofadres. Het OM heeft positief geadviseerd mits klager niet in Kouderkerk aan den Rijn komt en een contactverbod krijgt met
betrekking tot een tweetal personen. De gevangenis Alphen aan den Rijn zal het selectievoorstel binnenkort gaan beoordelen. Klagers overplaatsingverzoek naar een (z.)b.b.i. behoort, als gevolg van de nieuwe situatie, weer tot de mogelijkheden. De
selectiefunctionaris is van mening dat klager vooralsnog niet in een (z.)b.b.i. geplaatst dient te worden.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De bestreden beslissing is erop gebaseerd dat klager niet over een aanvaardbaar verlofadres beschikte. Gelet hierop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 21 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven