Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2134/GB, 20 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2134/GB

Betreft: [klager] datum: 20 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.J. Lamers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 juni 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de locatie Schutterswei te Alkmaar ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 20 augustus 2003 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Havenstraat te Amsterdam. Op 19 mei 2011 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Schutterswei, waar een regime van algehele
gemeenschap
geldt. Op 1 juni 2011 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is van mening dat de enkele omstandigheid dat hij tijdelijk in preventieve hechtenis is gesteld in verband met enig strafbaar feit niet in de weg staat aan overplaatsing naar een zeer
beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). De selectiefunctionaris geeft aan dat er een gerede verdenking van het plegen van een strafbaar feit zou zijn ontstaan ten tijde van het genieten van vrijheden tijdens de detentie. Deze overweging is onjuist,
althans niet begrijpelijk. Klager is inmiddels in vrijheid gesteld en de bijzondere omstandigheden waaronder klager in preventieve hechtenis is genomen, mogen niet in de weg staan aan een overplaatsing naar een z.b.b.i. Dit geldt te meer nu het
Openbaar
Ministerie (OM) en de rechtbank klager in vrijheid hebben gesteld omdat zij onvoldoende ernstige bezwaren tegen klager hadden. Klager dient in het kader van zijn resocialisatie ten spoedigste te worden geplaatst in een z.b.b.i.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is tijdens zijn huidige detentie in de locatie Het Keern te Hoorn in preventieve hechtenis genomen vanwege verdenking van het plegen van een nieuw strafbaar feit
tijdens vrijheden in detentie. Klager is in vrijheid gesteld, maar het OM heeft de zaak nog in behandeling en de zaak kan nog tot vervolging leiden. Dit houdt in dat er minimaal een gerede verdenking van het plegen van een strafbaar feit tijdens
vrijheden in detentie bestaat. Klager is op eigen verzoek overgeplaatst van de locatie Schutterswei naar de locatie Zuyder Bos omdat klager tijdens verloven die verleend zijn gedurende zijn huidige detentie gewapende confrontaties heeft gehad met
personen die tevens verbleven in de locatie Schutterswei. De selectiefunctionaris heeft gelet op het vorenstaande geen vertrouwen in het verlenen van vrijheden aan klager.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Klager is tijdens zijn huidige detentie in preventieve hechtenis genomen wegens verdenking van het plegen van een nieuw strafbaar feit tijdens vrijheden in detentie. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat de verdenking van
het plegen van een nieuw strafbaar feit tijdens vrijheden in detentie een contra-indicatie vormt voor een verblijf in een z.b.b.i., aangezien er geen vertrouwen meer is in een goed verloop van de regimaire verloven. Dit geldt te meer nu klager heeft
aangegeven dat hij tijdens verloven gedurende zijn huidige detentie gewapende confrontaties heeft gehad. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 20 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven