Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2070/GB, 20 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2070/GB

Betreft: [klager] datum: 20 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 juni 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) en aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) met elektronisch toezicht (e.t.) (een zogenaamd stapeltraject)
afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 24 februari 2010 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zoetermeer.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Er is iets fout gegaan. Klagers verlofadres is in Rotterdam en niet in Zoetermeer. Klager heeft contact opgenomen met het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.). Een medewerker van het
b.s.d. heeft klager medegedeeld een verkeerd verlofadres te hebben ontvangen van klagers begeleider in het kader van het programma Terugdringen Recidive. Klager wil niet naar Zoetermeer tijdens zijn verloven, hij wil weg uit zijn oude omgeving. De
Reclassering weet dat klager tijdens zijn verloven bij zijn tante in Rotterdam wil verblijven. De politie en de Reclassering zijn bij klagers tante langs geweest.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klagers gedrag in de inrichting is naar behoren en klager staat open voor feedback. Klager heeft in eerste instantie het adres van zijn tante in Rotterdam als mogelijk verlofadres opgegeven in het kader van zijn ‘stapeltraject’. Klagers tante geniet
echter een uitkering waardoor klager zich niet op dit adres kan inschrijven, aangezien de uitkering die klagers tante ontvangt dan in gevaar kan komen. Inschrijving op een adres is echter verplicht indien klager in aanmerking wil komen voor het volgen
van een p.p. Klager heeft vervolgens het adres van zijn moeder als verlofadres opgegeven. Het Openbaar Ministerie (OM), de politie en de Reclassering adviseren negatief ten aanzien van het zogenaamde ‘stapeltraject’, aangezien het verlofadres in
Zoetermeer nabij het plaats delict is waardoor slachtofferconfrontatie niet kan worden uitgesloten. Het OM is tevens van mening dat het verlenen van vrijheden in dit stadium van de detentie maatschappelijk onwenselijk is. De directeur van de inrichting
adviseert, gelet op alle negatieve adviezen, negatief ten aanzien van klagers detentiefasering. Klagers moeder is aangeschreven met het verzoek of klager zich op haar adres kan inschrijven in het kader van het p.p. en op haar adres kan verblijven
tijdens verloven. Zij heeft niet gereageerd. Klager geeft in zijn beroepschrift aan dat er iets fout is gegaan bij de aanvraag. Klager stelt een verlofadres bij zijn tante in Rotterdam te hebben en niet bij zijn moeder in Zoetermeer. Het b.s.d. van de
inrichting heeft aangegeven dat klager in eerste instantie overgeplaatst wilde worden naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Vervolgens is in samenspraak met klager gekozen voor een stapeltraject z.b.b.i. gevolgd door een p.p met e.t. Klager
blijkt niet te beschikken over een aanvaardbaar verlofadres tijdens zijn p.p., waardoor het stapeltraject z.b.b.i. gevolgd door een p.p. niet aan de orde is. Bij klager is een Risc afgenomen en er is een hoog recidiverisico vastgesteld. Deelname aan
een
cova-training is geïncideerd. Wanneer klager de cova-training heeft afgerond zou de directeur van de inrichting de mogelijkheid tot overplaatsing naar een b.b.i. kunnen onderzoeken. De directeur dient dan het OM om advies te vragen en klagers
verlofadres dient zich in Rotterdam te bevinden.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of
maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,=
hebben openstaan, een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. en de gedetineerde moeten voldoen.

4.4. Klager beschikt niet over een aanvaardbaar verlofadres. Op grond van artikel 2 van de Regeling is het beschikken over een aanvaardbaar verlofadres één van de vereisten voor plaatsing in een z.b.b.i. Klagers opgegeven verlofadres in Zoetermeer
kan niet aangemerkt worden als een aanvaardbaar verlofadres aangezien het verlofadres nabij het plaats delict is, waardoor slachtofferconfrontatie niet kan worden uitgesloten. Daarnaast heeft klagers moeder geen toestemming gegeven voor klagers
verblijf
op dit adres. Het door klager opgegeven adres in Rotterdam kan niet aangemerkt worden als een aanvaardbaar verlofadres aangezien klager zich niet kan inschrijven op dit adres, terwijl dit een vereiste is voor deelname aan een p.p. De op de onder 3.2
genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 20 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven