Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1618/GM, 13 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:13-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1618/GM

betreft: [klager] datum: 13 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 23 mei 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 augustus 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.W. Knottenbelt, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Ter Apel heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het op 9 mei 2011 door de medisch adviseur ontvangen verzoek om bemiddeling, betreft te lang moeten wachten op medisch onderzoek naar de (rest)gevolgen van een ongeval bij de aanhouding in Groot Brittannië en het niet
adequaat behandelen van die gevolgen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
De klacht ziet op het niet tijdig behandelen van klager in de p.i. Ter Apel. Klager heeft na binnenkomst in de inrichting contact opgenomen met de inrichtingsarts aldaar, maar had het vermoeden dat hij niet serieus werd genomen met zijn klachten.
Vanuit
Groot Brittannië is indertijd al doorgegeven dat klager medische zorg nodig had in Nederland en dat dit feitelijk de aanleiding was voor zijn overbrenging naar Nederland. Klager is in Groot Brittannië veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar.
Nadat klager in Ter Apel werd geplaatst, moest de vordering in het kader van de Wots nog worden behandeld door de Rechtbank in Groningen. Die behandeling vond plaatst op 8 december 2010. Klager heeft met de inrichtingsarts gesproken over de
mogelijkheid
van een spoedige invrijheidstelling. Klager heeft in Groot Brittannië 27 maanden gedetineerd gezeten. Bij de behandeling van de Wots-vordering bleek dat de rechtbank alleen de in Groot Brittannië opgelegde gevangenisstraf mocht omzetten in een
Nederlandse straf. De rechtbank liet daarbij overigens wel doorschemeren van mening te zijn dat er in Groot Brittannië veel fouten gemaakt waren maar dat zij daar niets meer aan kon doen. Klagers advocaat heeft tegenover de rechtbank aangegeven wat
klagers belang is bij een goede medische zorg. Klager verblijft inmiddels negen maanden in Nederland in detentie en wordt volgende maand in het Justitieel Medisch Centrum (JMC) geopereerd. Aansluitend aan die operatie, kan detentiefasering aan de orde
komen. Voor klager is duidelijk dat de inrichtingsarts van Ter Apel onder druk is gezet om klager niet goed te behandelen. In het begin van klagers verblijf in Ter Apel is er veel gesproken over een eventuele invrijheidstelling van klager dan wel een
overplaatsing naar het JMC voor een behandeling. De arts werd onder druk gezet. Er werd toen veel gezegd over vrijheid dan wel overplaatsing naar het JMC. Aan klager is tot op heden nooit extra medische zorg geboden. Omdat de gedachte leefde dat klager
wel eens zijn letsel zou kunnen simuleren, zijn alle behandelingen gestaakt. Klager is van mening dat een en ander had kunnen worden voorkomen, als er bij zijn overbrenging naar Nederland direct röntgenfoto’s gemaakt waren. De rechtbank heeft klager
een
gevangenisstraf van 63 maanden opgelegd. Klagers v.i.-datum is 2 februari 2012.

Klagers raadsman legt een pleitnota over en voert het woord overeenkomstig de inhoud daarvan. Voorts legt de raadsman een aanvullende zorgmail over. Klagers raadsman voert nog aan dat klager door een en ander ernstige schade lijdt, welke schade door
een
adequate behandeling voorkomen had kunnen worden.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Omdat in het begin (in de periode november 2010 – januari 2011 onduidelijkheid bestond over klagers invrijheidstelling, kon verder orthopedisch onderzoek en het opstellen van een behandel- en revalidatieplan niet goed van de grond komen. Toen in april
2011 duidelijk werd dat klager langer gedetineerd zou blijven, is klager verwezen naar een orthopeed. Het niet onderzoeken en/of behandelen kwam dus niet voort uit ongeloof over klagers klachten maar uit logistieke redenen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager, naar aanleiding van letsel opgelopen in Groot Brittannië na overbrenging naar Nederland, langere tijd heeft moeten wachten op het inzetten van de definitieve behandeling van dat letsel. Dit wachten is
voortgekomen uit de vraag over de voortduring van klagers verblijf in detentie. Deze vraag heeft klager – zo stelt de beroepscommissie vast – zelf opgeroepen. Daarnaast is de noodzaak van een snelle verregaande diagnostiek van dat letsel van klager
niet
aannemelijk geworden. Ook de geraadpleegde orthopedisch specialist heeft niet aangegeven dat een snel medisch ingrijpen noodzakelijk zou zijn.
De inrichtingsarts heeft in (medische) situaties waarbij mogelijk sprake is van complicaties, de verantwoordelijkheid om een en ander goed te onderzoeken en te behandelen. Uit het dossier van klager komt niet naar voren dat er bij klagers binnenkomst
in
Ter Apel aanleiding bestond voor verdergaand onderzoek. Die omstandigheid en de door klager opgeroepen vraag over het moment van het einde van zijn detentie, maken dat in dit geval niet kan worden gezegd dat het handelen van de inrichtingsarts zou
moeten worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 van de Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, drs. M.F. van Brederode - Zwart en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven