Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1885/GB, 13 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:13-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2573/GV

betreft: [klager] datum: 13 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.N. Slijters, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 2 augustus 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster, alsmede haar raadsvrouw, om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Tijdens klaagsters detentie is haar paspoort verlopen. Uit de correspondentie met de Roemeense ambassade blijkt dat klaagster in persoon dient te verschijnen op de ambassade om een tijdelijk document en haar geboortebewijs op te vragen, waarmee
vervolgens haar paspoort kan worden verlengd. Klaagster heeft een geldig identiteitsbewijs nodig, niet zozeer om te reizen, maar om in Nederland te kunnen verblijven. Klaagster mag als burger van de EU, met een geldig legitimatiebewijs en
ziektekostenverzekering, in Nederland verblijven. Klaagster is niet ongewenst verklaard. Verzoeken tot schorsing van de voorlopige hechtenis en het toekennen van regimair verlof zijn (mede) geweigerd vanwege het ontbreken van een geldig
legitimatiebewijs. Hierdoor moet klaagster gedetineerd blijven. Klaagster is bereid onder begeleiding c.q. bewaking naar de ambassade te gaan. Hiervoor kan een afspraak gemaakt worden, waarvan klaagster vooraf niet op de hoogte hoeft te worden
gebracht.
Klaagster is door de Vreemdelingendienst gehoord, maar van enig voornemen tot ongewenstverklaring is niet meer vernomen. Er is sprake van een enkele (niet onherroepelijke) veroordeling. Er is een vordering tot ontneming wederrechtelijk voordeel
ingediend, welke vordering (ruim € 14.000.,-) door de rechtbank is afgewezen. Inhoudelijk wordt verwezen naar het vonnis.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Vanuit de inrichting is aangegeven dat een bezoek van klaagster aan de ambassade niet nodig is, omdat klaagster met een verlopen document naar het land van herkomst kan terugkeren. Er is geen vertrouwen in een goed verloop van een verlof. Een
ongewenstverklaring van klaagster is in behandeling en er ligt een hoge vordering van de Staat. Er is geen noodzaak om de ambassade te bezoeken.

Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Nieuwersluis heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening, mits verlof begeleidt en bewaakt plaatsvindt.
De Vreemdelingenpolitie adviseert negatief en heeft aangegeven dat er momenteel een procedure loopt tot ongewenstverklaring. Deze procedure kan geconcretiseerd worden wanneer er sprake is van een onherroepelijke veroordeling. Tevens is aangegeven dat
DV&O geen zeggenschap heeft over Roemeens grondgebied op de ambassade.
De teamleider beveiliging van de locatie Nieuwersluis heeft aangegeven dat klaagster middelen en mogelijkheden heeft om zich te onttrekken aan de Nederlandse autoriteiten.

3. De beoordeling
Klaagster is in eerste aanleg veroordeeld wegens vervalsing van een betaalpas c.q. waardekaart en/of handelingen voor vervalsing daartoe. De fictieve einddatum valt op of omstreeks 10 mei 2012.

Op grond van het bepaalde in artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn (haar) aanwezigheid
noodzakelijk is. In de artikelen 22 tot en met 31 van de Regeling wordt vervolgens expliciet een aantal gebeurtenissen vermeld. In artikel 31 van de Regeling is bepaald dat incidenteel verlof kan worden verleend om de gedetineerde in de gelegenheid te
stellen om praktische voorbereidingen op zijn (haar) invrijheidstelling te treffen. In het tweede lid van voornoemd artikel is onder meer bepaald dat verlof kan worden verleend indien de invrijheidsstelling binnen drie maanden te verwachten is.

Uit de inlichtingen van de raadsvrouw komt naar voren dat klaagster met incidenteel verlof wil teneinde een geldig legitimatiebewijs te krijgen voor een rechtmatig verblijf in Nederland na de detentie. De beroepscommissie merkt dit aan als een
voorbereiding voor de invrijheidstelling. Gezien het feit dat de invrijheidstelling niet binnen drie maanden te verwachten is, oordeelt de beroepscommissie dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen
en het bepaalde in artikel 31 van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 13 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven