Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3756/GA, 12 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:12-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3756/GA

betreft: [klager] datum: 12 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het PPC 2 (penitentiair psychiatrisch centrum) te Vught,

gericht tegen een uitspraak van 13 december 2010 van de beklagcommissie bij voormeld PPC, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 juli 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.M.P. Jongsma, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormeld PPC.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van vijf dagen zonder televisie en de tenuitvoerlegging van twee dagen straf die eerder voorwaardelijk zijn opgelegd, omdat klager bij
herhaling weigert arbeid te verrichten waartoe hij verplicht is.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van €70 toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is een verschil van mening of artikel 9 of 10 van de Pbw van toepassing is op klager. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf en TBS. De gevangenisstraf is ondergaan. Het PPC heeft een dubbele bestemming. Klager valt als veroordeelde onder het
gevangenisregime en dat wordt hem aangeboden. De deuren zijn zoveel mogelijk open. Daar hoort ook de verplichting tot arbeid bij. Je begint met werk in de wasserij, daarna zijn er mogelijkheden voor ander werk of extra onderwijs. Iedereen die
veroordeeld is valt in het PPC onder het regime van algehele gemeenschap. Als je nog niet veroordeeld bent, verblijf je in het huis van bewaring (h.v.b.) waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Er zijn verschillen tussen de verschillende
regimes, zo komen gedetineerden in het h.v.b. bijvoorbeeld niet in aanmerking voor bezoek zonder toezicht. De directeur stelt zich op het standpunt dat klager een verzoek om overplaatsing kan doen, als hij in een ander regime wil verblijven. Daar
beslist de selectiefunctionaris over. De directeur zou dat jammer vinden en is hier niet voor want dat zou een verzwaring van de detentie betekenen voor klager.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het h.v.b. en de gevangenis lopen in het PPC door elkaar heen. Op de afdeling verblijven ook gedetineerden van het h.v.b. die niet hoeven te werken en tijdens de arbeid worden ingesloten. Klager merkt echter geen verschil tussen de regimes, alles is
hetzelfde. Ook gedetineerden van het h.v.b. komen bijvoorbeeld in aanmerking voor bezoek zonder toezicht. Klager wil graag iets nuttigs doen, hij wil wel werken maar stompt af op het simpele werk dat op de arbeid moet worden gedaan. Dan volgt hij
liever
een studie. Klager wil niet weg van het PPC, ook in verband met de behandeling.

Namens klager is hier nog het volgende aan toegevoegd. Klager is TBS-passant. Er loopt hoger beroep tegen zijn veroordeling, maar de opgelegde straf is voorbij. Dan is artikel 9 van de Pbw van toepassing. De wet biedt niet de ruimte om klager als
veroordeelde aan te merken.

3. De beoordeling
In artikel 47, derde lid, van de Pbw is bepaald dat gedetineerden die, al dan niet onherroepelijk, tot een vrijheidsstraf zijn veroordeeld verplicht zijn de aan hen door de directeur opgedragen arbeid, zowel binnen als buiten de inrichting of afdeling,
te verrichten. De wet maakt hierbij geen onderscheid al naar gelang betrokkene in een huis van bewaring of een gevangenis verblijft. De Wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis na
veroordeling in eerste aanleg (Staatsblad 2005, 280) heeft het ook uitdrukkelijk mogelijk gemaakt dat nog niet onherroepelijk veroordeelden in aanmerking komen voor plaatsing in een gevangenis. TBS-passanten kunnen ingevolge artikel 10, eerste lid, van
de Pbw in een gevangenis en, op grond van artikel 9, tweede lid onder f, ook in een huis van bewaring verblijven. De beroepscommissie komt dan ook tot de conclusie dat de arbeidsverplichting niet geldt voor klager, die de hem opgelegde gevangenisstraf
heeft ondergaan en thans als TBS-passant in het gevangenisregime van het PPC verblijft. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, prof. dr. A.M. van Kalmthout en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 12 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven